Jacobus van Looy aan Willem Witsen
Plaats: Madrid |
Datum: 28 april 1886 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Madrid 28. April 1886.
Zoo, zit je dan nu wezentlijk op een Parijschen boulevard, evenals ik twee en een halve week geleden op een Marseillaanschen onder een zwerm van aardige Cocottes. Zoo, zoo, je hebt groot gelijk Wimpje van naar Normandië te gaan. Ik stel me dat heel wat mooier voor als Granada, zoo iets als de streek waar ik doorspoorde van Barcelona naar Saragossa, dat was één verrukking, en ik heb dwars over m'n boek, ‘Spagna’ van de Amicis allerlei uit roepen gekrabbeld, die me nu denken doen, dat ik gek moet geweest zijn. De Copie naar Velasquez is aangesmeerd reeds, negen levensgroote figuren, mooi, maar lang niet zijn meesterstuk. Toch spreekt er een krachtig leven uit. Hij heeft heerlijke portretten gemaakt van een eenvoudige en grootsche factuur, en door en door artistiek, alleen vind ik z'n werk dikwijls wel wat ijl, wat weinig relief. Moro heeft hier ook mooie zaken, en Goya ook. Het regent hier bar en de stieren gevechten zijn uitgesteld. Nu schrijf ik s'avonds een opstel, regen indruk, maak een aquarel-impressie, enz., doe genoeg om me niet te vervelen, ik heb ook al weêr een aardig zootje krabbeltjes en van avond zag ik een moderne boulevard, met een wolk er boven, goddelijk van kleur, ik heb den indruk gekrabbeld in een kring van picadors, enz. die allerlei raar spaansch spreken. Ik heb een klein kamertje en eet in gezelschap van spaansche studenten, arm als Job geloof ik. Vele groeten aan Vaucon vraag of hij ook eens schrijft.
Een hand ook aan hem, van
je vriend
Jac. v. Looy.
Schrijf eens s'avonds in een café. Denk om de sorbet van toen...
Blijf je lang in Parijs? Hier zijn de vrouwtjes lang zoo aardig niet. O, mia bella Venezia.
Ik zou wel mèè willen want 't is me tegenwoordig vrij wel om 't even waar ik zit.