Jacobus van Looy aan Willem Witsen
Plaats: Venetië |
Datum: 3 februari [1886] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
3 Febr.
Beste Wim,
Je wordt hoe langer hoe meer een man naar m'n hart, oude jongen, en ik schrijf je deze briefkaart maar even, omdat ik strak met de nachttrein naar Genova ga - 14 uren sporen, aannemen maar. Van uit Genua schrijf ik jou of Coba een brief, want daar zal ik moeten wachten op het geld, dat onze als altijd snel handelende regering me zenden moet. Venezia zal me wel wat in 't hoofd blijven spelen, maar als je denkt dat ik hier 3 maanden lang op m'n lauweren heb kunnen rusten, vergis je je zeer, o, kluizenaar van de Amersfoortsche hei. Van morgen verzond ik een kleinere kist met werk, twee in olio, het bekende schilderij, en een levens groote busten verder 12 kartons met studie's enz. compositie voor schilderijen met daarbij behoorende studietjes enz. enz. Toch heb ik hier in verhouding weinig gewerkd, veel kou geleden, veel pijn, op 't oogenblik ook nog, in de buik gehad, veel verstopte reukwerktuigen enz. enz. Maar, beste Wim de zon staat voor de deur - de zon van Andalusië zal er de rest wel uit stooven.
Twee zielen en ééne gedachte. Gisteren schreef ik aan Allebé, ik had toen je brief nog niet, een kranig van stapel geloopen boutade: dewelke begon aldus, zou Jan Piet vroeger zeggen: O, dat Holland, half en slenterachtig in alles; en het einde was: de lange pijp en een koepeltje aan een grazige sloot (Vosmaer), die hebben het ons gedaan. Brave jongen ben ik, niet waar.
Een even stevige hand en vele groeten aan Coba.
Jac. v. Looy
Ook aan je papa die wel in zijn schik zijn zal met je medaille.
Spoedig meer over de waarde van Allebé's half uitgesproken woorden.
Mijn adres is poste restante Genua.
Wat beteekent...... Esq.. achter m'n naam: toch geen scheldwoord?
Misschien ga ik je in de volgende brief wat opbiechten. Misschien, maar veel nieuws zal er niet bij zijn.