Jacobus van Looy aan Willem Witsen
Plaats: Rome |
Datum: [16 april] 1885 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Roma Cafe Greco Donderdagavond 1885
Wimpje,
Van middag ontving ik een zeer prettige brief van Mijnheer Allebé. 't Is de moeite waard een brief van hem te lezen, een man van goud, zooals we geen tweede in Holland hebben. Van alle vrienden houdt hij mij het best op de hoogte en zoo schreef hij mij ook nu weer, dat je schilderij in Arti een goed, ernstig werk was, met de noodige fijnheid van opvatting. Israels had er van gezegd: knappe jongen, goede schilderij, maar heeft Bast. Lepage te veel gezien.. Daar had Allebé erg veel over te zeggen, en vond het zeer aangenaam dat de jongelui, uitgaande van de natuur, zich liever lieten commentarieeren door Millet, Breton, Bast. Lepage. In de volgorde dier namen zit, dunkt mij, al veel te denken.
Je weet hoe ik met je schilderij ingenomen was, en als je er aan hecht, wil ik wel je geluk wenschen, dat er deze keer tenminste, meer appreciatie zal zijn voor een goed en schoon streven..
Maar waarom moet ik dat alles vernemen van Mijnheer Allebé. Ben ik zóó vergeten, of heb ik mijn mond voorbij gepraat. Allebé wie ik net schrijf als aan jelui en wie ik ook mijn sonnetten stuur, schreef, dat hij nog nooit van een leerling, zulke brieven gekregen had, zoo oprecht, enz.
Nu en nooit zal ik, tegenover vrienden me anders voordoen dan ik ben, wie het niet bevalt, basta. Doe me het plesier en schrijf me eens hoe de kennissen spreken over je werk, en wind er geen doekjes om, om je zelve wat veel te prijzen. Doe mijn hartelijke groeten aan de Coba's, en stel je verblijf naar Parijs niet te lang uit. Ik verzeker je dat het nuttig is. Kon je maar hier komen in
Naar Amsterdam schrijf ik vooreerst niemand als Allebé.
Een hartelijke hand van
je vriend
Jac v Looy.
Van Martha v. Vloten kreeg ik ook een lieve brief.
Groeten aan allen.