[1881]
NN aan Willem Witsen
Plaats: [Diepenheim] |
Datum: [begin 1881?] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Beste W.,
met dankzegging voor uwe zoo hartelijke ontboezemingen met het N.J. bied ik U nevens gaand gelukwenschen aan waarmee ik mij ten volle kan vereenigen en mij getroffen gevoel, door de roerende woorden, ik hoop niet dat ze ook U te veel zullen schokken. Wat mij bovendien 't meeste trof was bijgaande prachtig plaatwerk, wat een diepte, coloriet vol gevoel en warmte en dan die Schoone, welk eene prachtige buste een taille, handjes, neusje alles even fijn en dan die gloeyende oogjes, vuurpijlen en ook die mollige afgerond kuitjes. 't Is een juweeltje welk een koninklijke demarche. Ostade is er een prul bij. Behalve de galg voor de Moordenaars. Hoe jammer dat die te Zutphen ook. is afgeschaft? - S.V.P. Aan het toneel, aan dien moordenaar, en bal costuum, en de helden, kent men het genie.
Zou Dan: de Lange, de groote muziek-criticus, ook niet knielen of met gebogen knikkert naar de maker van dat plaatwerk gaan?
Uit deze plaat kunt gij afleiden, of wij te Diepenheim met minstens een halve Eeuw, Amsterd. en den Haag vooruit zijn.
[1:2]
Hoe te moede ik mij gevoelde, ik die de schoonheid en al wat schoon is, zoo hartstochtelijk lief heb, bij het zien van dit gewrocht (alias monster) kunt bij alleen begrijpen bij het lezen van dit mooye vers van onzen grooten Bilderdijk.
Jammer dat hij zoo'n brompot was, een humeurige hypochondrist. Als ik toe[n[?] maar zijn doktor geweest was. ik zou hem water water en nog eens water hebben gegeven, tot dat hij ausgepurgiert ha[t/d[?].