Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 6 VIC-ZYP
(1827)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Philip Zweerts]Zweerts (Philip), zoon van den voorgaanden, en vader van bruno zweerts Ga naar voetnoot5, was | |
[pagina 598]
| |
Notaris te Amsterdam, waar hij in 1774 stierf Ga naar voetnoot1, en beoefende, op het voorbeeld van zijn' vader en grootvader, insgelijks de dichtkunst, zeker op eene nettere en beschaafdere, maar gewis niet stoutere en krachtigere wijze. ‘Of de dalende lijn eene daling van dichtvermogen met zich voerde,’ wil de Heer de vries Ga naar voetnoot2 niet beslissen; doch wie de treurspelen van bruno met die van zijn' vader vergelijkt, zal met die beslissing niet lang aarzelen. De treurspelen van dezen zijn: De Beloonde Deugd, of Gestrafte Wreedheid, 1723; Semiramis, of de Dood van Ninus, 1729 en 1745; Scipio, 1736, en eene vertaling van voltaires Merope, 1746. In 1759 gaf hij zijne Gedichten in het licht, waarin het hofdicht Scheibeek zich in niets van andere dergelijke hofdichten onderscheidt, dat is, zich even zoo net en stijf voordoet als de buitenplaatsen zelve, en lang na die afwisselingen niet oplevert als, bij voorbeeld, westerbaens Ockenburgh, waar wij liever acht dagen vertoeven dan vier en twintig uren op Endeldijk, Soelen, of dit Scheibeek, hoe vele historische merkwaardigheden deze landhoeven ons ook mogen herinneren. De overige stukjes dezer verzameling leveren zoo min eenige stof tot vitten als tot bewonderen; al wat men van dezelve zeggen kan is: In medio consistit virtus. |
|