Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 6 VIC-ZYP
(1827)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Jacoba Petronella Winckelman]Winckelman (Jacoba Petronella) Ga naar voetnoot2 was de jongste dochter van Jacob winckelman, Burgemeester van Vlissingen, en maria elizabeth sterthemius, en werd aldaar na haars vaders dood geboren, den 8 November 1696. Zij was van hare jeugd af van eene zwakke ligchaamsgesteldheid en worstelde telkens met zware krankheden. Tot | |
[pagina 517]
| |
haar veertiende of vijftiende jaar toe leefde zij, volgens hare eigen aanteekening, ‘zorgeloos en wandelde naar de begeerlijkheden der jonkheid, afgescheiden van God en zijne gemeinschap;’ doch toen leerde zij hare belijdenis, kreeg kennis aan vrome lieden, woonde oefeningen bij, gaf zich aan allerlei phantastische mijmeringen over; verbeeldde zich dat de ‘dierbare Heere jezus op hare kamer met wijdgeopende armen naar haar toe kwam; kreeg een inzien in alle zijne schatten en algenoegzaamheden; zonk van den eenen afgrond in den anderen, van den afgrond van hare ellende in dien van vrije genade; bevond zich door erf- en dadelijke zonden doodschuldig; werd ingeleid in de kennis van hare doodelijke onmagt,’ en ‘zag voorts allerlei apocalyptische gezigten met haar geloofsoog,’ waarmede zij zeker veel meer zag dan met haar verstandsoog, waarop, zoo het schijnt, een geweldige cataract zat, die haar belette iets hoegenaamd van hare aardsche bestemming te zien, het vervullen der pligten namelijk van echtgenoote en moeder, waaraan zij zich vrijwillig onttrok, en liever als eene oude vrijster in het graf wilde dalen met den reuk van heiligheid dan met de zondige bewustheid het geluk van een' braven echtgenoot bevorderd en den staat nuttige burgers geschonken te hebben. Zij rekte haar door zenuwziekte en vrome overspanningen uitgeput leven nog tot bijkans vijf en zestig jaren, alzoo zij den 30 Augustus 1761 te Middelburg gestorven is. | |
[pagina 518]
| |
Onder hare nalatenschap vond men ook een groot aantal dichtstukken. Een gedeelte daarvan werd door jonkvrouw maria elizabeth winckelman, eene nicht der overledene, en waarschijnlijk erfgename van dezen letterschat, in 1763 te Middelburg in het licht gegeven, onder den titel van Stichtelijke Gedichten, die in het volgende jaar gevolgd werden door een' bundel van Stichtelijke Mengeldichten. Het geheele werk kwam in 1769 te Amsterdam andermaal in het licht, met eene voorrede van den Predikant r. schutte, die zediglijk oordeelde dat deze gedichten zijne aanprijzing niet noodig hadden, en zich zelven genoeg aanprezen ‘door hunnen zuiverheid met opzigt tot de waarheid, nette schakel van gedachten, uitnemende klaarheid, zachte vloeibaarheid en geur van godvruchtige bevindingen Ga naar voetnoot1. De lofspraak, die hij vervolgens aan deze gedichten geeft, is eene verdere ontwikkeling dezer zes hoedanigheden, die hij daar aan toekent, zoowel als eene vloeibare en gemakkelijke versificatie; ‘Men ziet er,’ zegt hij, ‘den dichtvloed, met zilveren wielingen, zonder zware golvingen of bruisschingen tegen stuitende krebben en hinderlijke steenen, gemakkelijk afloopen Ga naar voetnoot2.’De gustibus non est disputandem; maar de stichtelijke gedichten der orthodoxe doorgaans meer theoretisch dan practisch vrome Zeeuwen bevallen ons over het algemeen niet. Tien | |
[pagina 519]
| |
regels van den eenvoudigen camphuysen verkwikken en verwarmen ons hart meer dan al hunne ijskoude poëtische mystikerijen en prozaïsche berijmingen van onderscheiden spitsvondigheden der stellige godgeleerdheid. Zij schijnen nooit een gezond denkbeeld van gewijde poëzij gehad te hebben, in welk vak de Hollanders, bij veel middelmatigs, toch ook veel goeds, en zelfs meesterstukken Ga naar voetnoot1 hebben geleverd. De gedichten van Jonkvrouw winckelman hebben in onze schatting weinig meer waarde dan het Banket en de Hartsterking van hare stadgenooten en vrienden, den Kiesheer en den Professor willemsen Ga naar voetnoot2, niettegenstaande eene beschavende hand de grof zinnelijke mystieke beelden welligt een weinig minder aanstootelijk gemaakt heeft. |
|