Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 6 VIC-ZYP
(1827)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Jacob Willemsen]Willemsen (Jacob) Ga naar voetnoot2, den 26 Mei 1644 geboren te Middelburg en aldaar gestorven den 22 Junij 1712, was Kiesheer van zijne geboortestad, en had, bij genoegzame middelen en ruimte van tijd, eene bijzondere liefhebberij voor hetgene men in zijn' tijd oneigenlijk onderzoek der goddelijke waarheden noemde, doch daaronder eigenlijk de hyperorthodoxe dogmatiek volgens de Dordsche canones verstond; ook leerde hij de Hebreeuwsche taal, en de rijmkunst als lid der Middelburgsche rederijkerskamer Het Bloemken Jesse, onder de zinspreuk: In minnen groeyende. In 1679 behaalde willemsen bij deze kamer de uitgeloofde eerprijzen met zijne beantwoording op rijm der vier NB. door pallas! voorgestelde vragen: 1. Voor eerst, soo vraegt sy dan: Waerom most Adam
slapen,
Wanneer dat Eva hem ter vrouwe wierd geschapen?
2. Ten tweede: Waerom dat haer leeme hut en romp
Niet is gebouwt uyt slyck of uyt een aerde klomp?
| |
[pagina 505]
| |
3. Waerom uyt middenrif en niet uyt andre leden?
4. En uyt een ribb' alleen? Segt ons daervan de reden
Ga naar voetnoot1.
Mogelijk was het onder de vrome Zeeuwen der zeventiende eeuw ook al eene goddelijke waarheid dat de Heidensche godin der wijsheid prijsvragen opgaf uit de historie van adam en eva; wij zouden het voor eene zeer menschelijke waarheid aannemen dat het valsch vernuft zulks op haren naam gedaan heeft, zonder dat pallas iets hoegenaamd er van wist, die natuurlijk eer een onderwerp uit de Ilias of de Odyssea zou opgeven dan uit de Berezith, waaraan zij misschien niet eens kennis had. Hoe het zij, de Kiesheer maakte zulke verbazende vorderingen in de waarheden en het rijmen, dat hij, in plaats van het brood in het zweet zijns aanschijns te winnen, in een' gemakkelijken leuningstoel Ga naar voetnoot2 oefeningen houden en geestelijke gezangen berijmen kon, die dan waarschijnlijk in de vergaderingen zijner uitverkorenen werden opgedeund, met welk oogmerk hij ook denkelijk zijn' voor profane ooren bijkans onverstaanbaren klinkklank heeft laten | |
[pagina 506]
| |
drukken, namelijk: De Gangen Gods in zijn Heiligdom, zoo des Ouden als Nieuwen Verbonds, twee deelen, Middelburg 1683, herdrukt in 1706; en Sions Zielsbanketten, Middelburg 1712, herdrukt met een Aanhangzel van Mengeldichten in 1731; de derde druk, met een Nieuw Aanhangzel, verscheen in 1757: een overtuigend bewijs hoe lekker deze banketten den wedergeborenen gesmaakt hebben; wij wilden er ook een brokje van proeven, maar het was zoo schimmelig en duf, dat wij het niet konden doorslikken; doch het oog op de voorrede slaande, zien wij dat de Kiesheer dit lekkers ‘alleen voor Sions kinderen en niet voor het gemeen’ bestemd heeft, waaronder hij denkelijk verstaat al wat met oefeninghouders en rederijkers geene gemeenschap heeft, en daaronder zou men zeker moeten behooren, om, bij voorbeeld, met smaak in dit taartje te bijten: Myn mediteeren wordt aanschouwen,
Ja, dat aanschouwen keert weerom
Tot d' eenspraak, om, met vol vertrouwen,
Te juichen met myn' bruidegom.
Dan leun ik op myn zielsbeminden,
Dan zwyge ik in zyn liefde stil,
Dan voel ik dat zyn zuidewinden
Myn ziel doorwaaijen naar zyn wil.
Myn ziel voelt dan de ware vrugten
Van 't mediteeren, naar uw woord,
o Hemeldaauw! Deez' zielsgenugten
Verkwikten 't hart dat naar u hoort.
| |
[pagina 507]
| |
o Nooit volroemde Godgeleerdheid!
Dit is geleerd te zyn van God.
Alle aardsche wysheid is verkeerdheid:
Die daarin rust, is zeker zot
Ga naar voetnoot1.
Zeker, een Zeeuwsch Kiesheer, die naar het woord van een' dauw mediteert, en wiens hart naar dien dauw hoort, heeft wel het regt om iemand, die de wijsheid van socrates, plato, newton, pope en mendelssohn boven zulk eene onzinnige ‘eenspraak,’ waardeert voor ‘zot’ te verklaren! Men zou bijkans twijfelen of de Kiesheer het zelf wel vast had, toen hij aan Do. s. hasevoet te Vlissingen schreef: Te Krabbendyke is eerst uw stem gehoord,
Uw yver, om, naar eisch van onze dagen,
De Krabben Gods te leiden, naar Gods woord
Ga naar voetnoot2.
Mij dunkt, lezer! wij zullen dezen bankettrommel maar weder digt doen. |
|