Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 6 VIC-ZYP
(1827)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 431]
| |
[Simon van der Waal]Waal (Simon van der). Van dezen voortreffelijken en verdienstelijken dichter kunnen wij tot ons leedwezen niets naders berigten dan dat uit den Treurzang van zijne vriendin de Baronnesse de lannoy ter zijner gedachtenis Ga naar voetnoot1 ons blijkt dat hij den 1 Februarij 1781 te Alkmaar gestorven en Schoolmeester te Geertruidenberg geweest is. Versierd met kunst, vernuft en smaak,
Mogt hij, tot driewerf toe, op Pindus zegepralen
Ga naar voetnoot2,
dat is, in de taal van zijn' tijd, hij behaalde drie gouden medailles in den jaarlijkschen genootschappelijken poëtischen wedstrijd der Leydsche en Haagsche Gymnasiasten, waar somtijds al vrij wonderlijke Agonotheten den prijs toewezen, doch aan van der waal gewis niet onverdiend, en althans niet aan zijn gedicht, den Heilzamen invloed der Dichtkunst op den Godsdienst ten onderwerp hebbende. Even geloovig als hij zeggen wij met geheel ons hart hem na: Is 't hier der dichtren werk, door kracht en lieflijkheên Van klank en toon en maat het oor niet slechts te streelen, | |
[pagina 432]
| |
Maar, door verheven taal en uitgezochte reên, Hetgeen hun ziel gevoelt aan andren meê te deelen, Wie weet dan, op wat wijs, met wat welluidendheid, En vuur en kunstbeleid, Hun tong in 't hemelhof de tolk van 't hart zal wezen! Wie weet of elke reên, zelfs buiten 't lofgeschal, Geen dichtkunst wezen zal, Waardoor men onderling malkanders hart zal lezen Ga naar voetnoot1! Wie weet dit? Misschien gij, brave dichter! gij, die in het vertrouwen stierft dat gij meer zoudt kennen dan gij op de aarde ooit gekend hadt Ga naar voetnoot2. |