Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 6 VIC-ZYP
(1827)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Jacop Vilt]Vilt (Jacob), Goudsmit te Brugge, begon in 1462 en voleindigde in 1466 eene vertaling van Boëtius, deels uit het oorspronkelijk Latijn, deels uit het Walsch van jan van meurs; dezelve is, even als het oorspronkelijk werk, gedeeltelijk in proza en gedeeltelijk in verzen. Huydecoper, die deze vertaling in zijne Proeve van Taal- en Dichtkunde dikwijls aanhaalt, bezat een handschrift van dezelve Ga naar voetnoot1, het welk naderhand bezeten werd door den Amsterdamschen Geneesheer h.g. oosterdijk; hetzelve is gedeeltelijk op pergament en papier geschreven door zekeren a. drubbel en voleindigd den 17 Junij 1470 Ga naar voetnoot2. De Heeren de vries Ga naar voetnoot3 en willems Ga naar voetnoot4 deelen de volgende regels uit hetzelve mede: | |
[pagina 3]
| |
Maer gheen (dier) en esser, dat recht is gaende,
Dan de mensche, die upwaert heeft slaende
Den lechaem recht en hemelwaert staende,
Dus waert wel recht dat in hem baende
Ghepeins, dat hem altoos vermaende
Syn ghebrec: so dat hy dat spaende.
|