Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 5 OGI-VER
(1824)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Adriaan van Solingen]Solingen (Adriaan van) had, toen hij in 1774 op de Latijnsche school te Middelburg candidaat werd, De Dapperheid der Batavieren bezongen in het grondvesten van hun gemeenebest, en het volgende jaar deze school verlaten met een gedicht Over de Onheilen, die uit de tweedragt en den oorlog voortvloeien. Uit deze beide Latijnsche dichtstukken vervaardigde hij vervolgens een Nederduitsch dichtstuk, De Batavier, het welk hij den 13 Mei 1776 in de gehoorzaal der Illustre school te Middelburg uitsprak, en vervolgens met eenige belangrijke aanteekeningen, inzonderheid aangaande de beide evertsens, in het licht gaf. Dit wezenlijk fraai en krachtig gedicht is het eenige wat wij van hem kennen. Men oordeele van 's jongelings dichterlijke bekwaamheid uit de volgende stoute gelijkenis bij het schetsen van den opstand der Nederlanders tegen philips II: | |
[pagina 310]
| |
Gelijk de Zeegod, als een bui van onweersvlagen,
't Gefolterde gewelf des Hemels splijten doet,
Ja schier de alziende Zon uit haar' smaragden wagen,
Verjaagt, den afgrond klieft, en met orkanen woedt;
De vlugge kielen op den Oceaan doet beven;
't Bedrukte scheepsvolk dreigt met een' gewissen dood;
De laatste vonk tot hoop zich ijling gaat begeven:
Gelijk de Zeegod, in het barnen van dien nood,
Verwoed ter wolken hijgt met tomelooze vloeden,
En schuimbekt en trotseert het brullen van den wind.
Zoo slaat, na lang geterg, de Batavier aan 't woeden,
Wen hij zijn dierbaar regt te snood gefolterd vindt
Ga naar voetnoot1.
Behalve de ‘zon op haar' smaragden wagen,’ zijn de beelden dezer gelijkenis wezenlijk fraai, en het geheele dichtstuk is zeer verdienstelijk. |
|