Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 4 JAC-NYV
(1823)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Jan Norel]Norel (Jan), wiens reislust al den aardkloot heeft bezocht,
En andere starren, dan zyn oog hier zag, gemeten
Ga naar voetnoot1,
schreef onder andere liefhebberijstukjes op rijm: Poëtische Getallen, beginnende met een en eyndigende met twaalf. Men moet echter in deze getallen geene kabbalistische combinatiën zoeken, die een' hoogen poëtischen geest verborgen houden; och, neen! het zijn slechts gerijmde schriftuurplaatsen: in welken van een, twee, drie of meer voorwerpen gesproken wordt, tot twaalf toe, op deze of dergelijke wijze: Job hadde zeven zoons en zeven duizent schapen,
Zat zeven nagten neer ter aarde zonder slapen
Ga naar voetnoot2.
| |
[pagina 530]
| |
Ook twalef lammeren en twalef jonge rammen
En twalef geiten, na 't getal der twalef stammen
Ga naar voetnoot1.
Hoe poëtisch deze getallen in 1689 waren ziet men hier proefondervindelijk. |