Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 4 JAC-NYV
(1823)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Christ. Leonora de Neufville]Neufville (Christ. Leonora de) Ga naar voetnoot3, geboren te Amsterdam in 1713, alwaar zij ongehuwd overleed in 1781, ‘was eene vrouw van veel studie en belezenheid, eene ijverige minnares van wijsgeerte en natuurkunde, doch haar ontbrak het noodig vernuft, om, de natuur in hare diepste schuilhoeken opsporende, de voorwerpen met den schitterenden glans der verbeelding op | |
[pagina 466]
| |
te helderen Ga naar voetnoot1.’ Deze oordeelvelling over de dichterlijke bekwaamheden van deze juffer is geenszins te gestreng; zij halen niet bij die van hare tijdgenooten de Baronesse de lannoy en van merken. In 1741 gaf zij Bespiegelingen, voorgesteld in Dichtkundige Brieven, in het licht, die in 1762 vermeerderd herdrukt zijn. De drie eerste Brieven zijn vertalingen naar voltaire; in de vier overigen draagt zij hare eigen denkbeelden in Alexandrijnen voor omtrent wijsgeerige onderwerpen, en bestrijdt de materialisten op Wolffiaansche gronden, welk stelsel toch reeds in haren tijd veel van zijn crediet verloren had. Daar zij dit veelal doet op een' betoogenden trant, in een' dorren, schralen, didactischen vorm, zonder eenige beeldspraak, dichterlijke schildering of geestverheffing, maar in plaats van dit alles voorzien van ontzaglijk geleerde noten, die hetgeen zij moeten ophelderen nog duisterer maken, of volkomen overtollig zijn, is de lezing alles behalve aangenaam. In alle opzigten steekt de savante kamerphilosophie van de neufville zeer onvoordeelig af bij de populaire levensphilosophie van van merken, die leibnitz en wolff misschien nooit gelezen heeft. In 1738 leverde de neufville den Amsterdamschen Schouwburg de vertaling van een Fransch treurspel, Childerik genaamd. |