Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 4 JAC-NYV
(1823)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 266]
| |
[Jan Maan]Maan (Jan), een Rotterdamsch dichter en tijdgenoot van smits en de haes, doch ver beneden hen in dichterlijke bekwaamheden. Er bestaan van hem in druk twee uitgebreide bijbelsche verhalen in rijm, namelijk De gestrafte Hoogmoed, of de Maaltyd van den Koning belzazar, Amsterdam, 1749, en De Godvrucht op den troon, of de Triomf van daniël in den Leeuwenkuil, Rotterdam, 1753. Bij het opslaan van het laatste werkje stooten wij al dadelijk op deze hyperpoëtische regels: De Nydt, gewoon de deugdt in haren loop te stuiten,
Stygt uit den afgronde op, en treed ter raadzale in.
Haar vuil bemorst gewaat, waarop de vunze spin
Heur giftige adder spoog, hangt zorgloos om de leden
Ga naar voetnoot1.
Nu, als eene spin eene adder kan uitspuwen, dan kan ook wel eene kemel door het oog van eene naalde gaan! |
|