Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 4 JAC-NYV
(1823)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 203]
| |
ter, van wien ons geene bijzonderheden bekend zijn dan dat hij een werkzaam lid was der Leydsche en Haagsche dichtgenootschappen. Bij het eerste behaalde hij in 1782 een' buitengewonen zilveren eerpenning met zijn dichtstuk De Vrye Zee Ga naar voetnoot1, en in het volgende jaar den gouden met dat De Nuttigheid van den Handwerksman Ga naar voetnoot2 ten onderwerp hebbende. Zijne gedichten, allen van eenen ernstigen inhoud, worden grootendeels in de bundels der voornoemde genootschappen gevonden. |