Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 4 JAC-NYV
(1823)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Marten Lemmens]Lemmens (Marten), lid van de rederijkkamer Het Terwenbloetsel, te Aarschot, verscheen met een refereyn en een liedeken op het feest der kamer De Peoen, te Mechelen, den 3 Mei 1620; het eene was zoo erbarmelijk als het andere. Het moet toen wel een regt booze tijd geweest zijn; immers hij zegt: Als men den mensch sou, tot deught, oft caritaet,, stouwen,
Dan en hoort men toch niet dan sweren,, en vloecken:
| |
[pagina 179]
| |
Men hoefde wel met een lanteren,, te soecken
Eenen goeden mensch, weer hy achter of veur,, is,
Als Diogenes, dies ons, mach deren,, t'uercloecken
Dat den besten tijt der werelt al deur, is
Ga naar voetnoot1.
|
|