Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 4 JAC-NYV
(1823)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 177]
| |
man, die van Godt heeft ontfangen
Een volle zeegenvloed,
Die stopt syn beeksken niet, maar laavd door heylge zangen
't Heyltogtige gemoed,
zegt zekere j. hancock, in zijn lofdicht voor des ouden mans geestelijke liederenbundel, in 1719 te Amsterdam gedrukt, onder den titel: Des godsdienstigen Christens Zielsverlustiging. De goede man was toen reeds eenënzeventig jaren oud, zijnde hij in 1648 geboren Ga naar voetnoot1. Hoe zijn beeksken toen nog vloeide, en welke lafenis het heyltogtige gemoed daaruit bekwam, zien wij reeds zoodra wij het boekje openslaan: Is 't een die zorgeloos, en hart,
Zo in de zonden is verwart,
Dat hy een doodslaap aan u toont,
Schiet vaardig toe, gryp hem, verschoont
Hem niet, het konde nog gebeuren
Dat gy hem uyt 't verderv' mogt scheuren!
Toon hem op 't allerduydlykst aan
Hoe dat geen zondaar kan bestaan
Voor God zyn Rigter, die gewis
Zo heylig en regtvaardig is,
Dat elk voor zyn Gerigt moet komen
En vraag of dit in hem geen schroomen
Ga voort, lezer! als het u belieft: gij ziet dat de zin niet uit is; het slot vindt ge in het volgende | |
[pagina 178]
| |
couplet, dat ook wel rijmt, doch dat wij, tot uw gemak, maar in proza zullen afschrijven. Of vreeze baart? en of hy moet kan hebben,
En 't voor God wel goet zal pleyten,
Dat hy zorgeloos zyn ziel vergat,
En niet verkoos den heylweg neerstig te betreden?
En of zyn hert nog is te vreden
Ga naar voetnoot1?
Men zou al zeer heyltogtig moeten zijn, om uit dit beeksken meer dan dit teugsken te proeven. Ofschoon een leek, heeft van leeuwaarden toch een' geheelen stapel theologische boeken Ga naar voetnoot2 geschreven, die in zijn' tijd zeer geächt waren, en waarvan sommigen verscheiden malen herdrukt zijn. |