Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 2 CAB-GYZ
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Cornelis Groeneveld]Groeneveld (Cornelis). Het vertalen schijnt eene ziekte te zijn, den geletterden van onzen landaard meer bijzonder eigen dan die van eenigen anderen. D'alembert zegt ergens: Si vous traduisez toujours, on ne vous traduira jamais; en dit is letterlijk waar, ten aanzien van onze dich- | |
[pagina 406]
| |
ters Ga naar voetnoot1, die alles wat Spanje, Italie, Frankrijk, Engeland en Duitschland aan vermaarde gedichten en tooneelstukken leverden, een Nederduitsch kleed, gelijk zij het noemden, hebben aangetrokken, zonder zich veel te bekommeren of dit kleed te lang of te kort, te wijd of te eng, te prachtig of te armoedig was. Wij willen hier niet spreken van wetenschappelijke en historische geschriften of romans en zoodanige werken, die voor een grooter publiek bestemd zijn dan wel het Verloren Paradijs de Henriade, e.d.g. Het vertalen immers geschiedt ten dienste van die geenen die slechts hunne moedertaal verstaan, en dan kan de vertaling eener verhandeling over den landbouw, eener schoone leerrede, eener reisbeschrijving, eener nieuwe ontdekking tot verbetering van eenige wetenschap of handwerk, van een' goeden roman, e.d.g. hare nuttigheid hebben; doch van dichtstukken, behalve die der ouden, zien wij noch het nut noch de noodzakelijkheid. Met tooneelstukken maakt dit eene uitzondering, uithoofde der geringheid van onzen voorraad van eigenvindingen; maar die geenen, voor wie de vertaling van eenig uitgebreid dichtstuk eigenlijk, | |
[pagina 407]
| |
bestemd is, kunnen grootendeels hetzelve in het oorspronglijk lezen, en zullen dit ook bij voorkeur doen, hoe net, gelikt, beschaafd en gelijkregelig de vertaling ook zijn moge, gelijk de kunstkenner ook altijd een oorspronglijk schilderstuk hooger achten en met meer genoegen beschouwen zal dan deszelfs copij, hoe naauwkeurig en juist dezelve ook gevolgd moge wezen. Men heeft in Duitsche tijdschriften wel eens voorbeelden aangevoerd van het onbegrijpelijk geduld en de volharding der Hollanderen in het volbrengen van beuzelachtigen of weinig beduidenden arbeid; men had gerust er het vertalen van uitgebreide dichtstukken kunnen bijvoegen, een uiterst moeilijke en even zoo onvruchtbare als ondankbare arbeid Ga naar voetnoot1, waardoor men zich nimmer een monumentum aere perennius oprigt. Wat baatte het feitama, dat hij twintig jaren lang zat te zwoegen en te zweten aan zijne vertaling van voltaires Henriade, daar tachtig jaren later de Heer barbaz, welligt in twintig weken, met het grootste gemak van de wereld, eene veel betere vertaling leverde, en dat nog wel in een gelijk getal regels als het | |
[pagina 408]
| |
Fransche dichtstuk, misschien nog niet eens het maximum der vertaalkunst Ga naar voetnoot1! Wij bezaten, gelijk wij straks aanmerkten, genoegzaam alle uitlandsche dichtstukken in onze taal; alleen eene vertaling van klopstocks Messiade ontbrak ons nog, en deze heeft groeneveld ons in 1780 bezorgd, in een gelijk getal - Hexameters? - neen, syllaben; want wij gelooven dat groeneveld niet eens wist welke dingen dit waren, en dat de regels, die aan dit metrum beäntwoorden, meestal Hexameters bij geval zijn. Dat hij een man was, die, ofschoon hij klopstock vertaalde, geene de minste kennis van de Hoogduitsche taal had, is reeds lang voor ons in het breede aangetoond en bewezen geworden Ga naar voetnoot2. Dat men dichtmatig vertalen kan, zonder de taal des oorspronglijken dichters te verstaan, is in onze letterkunde niet zonder voorbeeld. govert klinkhamer en jan verveer vertaalden de Henriade en Zaïre, zonder het Fransch, en de wed. van streek den Aeneis, zonder het Latijn te verstaan; waarom dan ook groeneveld niet de Messiade zonder genoegzame kennis der Hoogduitsche taal? Dat klopstock zelf zijne goedkeuring aan deze in alle opzigten gebrekkelijke vertaling, naar men beweert, zou gegeven hebben, | |
[pagina 409]
| |
maakt dezelve niets beter: klopstock was, bij gebrek aan genoegzame kennis der Nederduitsche taal, een even zoo onbevoegd beoordeelaar dezer vertaling als groeneveld, bij gemis van de noodige kennis der Hoogduitsche taal, een bevoegd vertaler van dit voortreffelijk meesterstuk was, dat men eigenlijk nooit vertalen moest dan in het Latijn, de eenige taal misschien, waarin het zich laat verplooijen. Men moet wel eene geringe kennis van het Hoogduitsch bij die geenen onzer landgenooten voor onderstellen, voor wie eigenlijk de Messiade bestemd is, dat men de zelve tot viermalen toe vertaald heeft; want behalve dat er buiten de onderhavige van groeneveld nog twee vertalingen in doorloopend proza bestonden, kwam er in 1803 nog eene metrische overzetting van den Baron meerman met prachtige platen te voorschijn. Welk verdienstelijk' Nederlandsch' dichter is zulk eene eer immer buiten 's lands ten deel gevallen? Overigens gaf deze groeneveld ons slechts aanleiding tot het maken van bovenstaande aanmerkingen over het vertalen in het algemeen; wat zijne vertaling van klopstocks meesterstuk betreft, het heugt ons nog dat wij dezelve lang voor het oorspronglijke lazen, en het werk ons - verveelde; naderhand lazen wij eerst inde Bremer Beiträgen fragmenten van het oorspronglijke, en vervolgens het werk meer dan eens in zijn geheel met het grootste genoegen, en de schoonste plaatsen zijn ons geheugen nog niet ontgaan, terwijl wij ons | |
[pagina 410]
| |
geen enkelen der menigvuldige slechte regels meer herinneren der vertaling van groeneveld, van wien wij verder niets weten dan dat hij in 1785 of 1786 gestorven is. Requiescat in pace! |
|