Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 2 CAB-GYZ
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Frans Greenwood]Greenwood (Frans), geboren te Rotterdam, in 1680, was in zijn' tijd geen onverdienstelijk schilder Ga naar voetnoot2; inzonderheid was hij beroemd als kunstig teekenaar met den diamant op glas: hoogvliet bezat een' bokaal, waar op greenwood op dusdanig eene wijze vondels portret gesneden had Ga naar voetnoot3. Ook als dichter is hij mede niet onvoordeelig bekend; in 1719 gaf hijte Rotterdam eenige Gedichten in het licht, die in 1733 gevolgd werdendoorde Boeren Pinxtervreugt, in den smaak, of een pendant, zoo men wil, van l. rotgans, Boeren Kermis. In 1760, en dus toenhij tachtig jaren oud was, gaf hij, te Dordrecht, dit boertig gedicht nogmaals uit met zijne overige losse dichtstukken, onder den titel van Vervolg van f. greenwoods Gedichten. De dichtpen werd in greenwoods hand als het ware een penseel, waarmede hij somwijlen stout en krachtig schilderde; fraai vinden wij onder anderen | |
[pagina 404]
| |
deze regels uit zijn gedicht op den slag bij Hochstedt, den 13 Augustus 1704: Straks toonde zich op 't moorttooneel
Gradivus met een schorre keel,
Na 't openen der bloetgordynen,
En zwaait den bliksem met zyn vuist
Van 't zwart geronnen bloet begruist.
Hier zou Alcides moet verdwynen.
Hem volgt de woedende Belloon;
Haar helm schynt als de zon te blinken:
Men zag haar als een Tisifoon
Doldriftig langs het velt rinkinken,
Ten enkel toe met bloet bemorst,
Waarmeê zy lescht haar' helschen dorst.
Geen Etna kan zoo vreeslyk dondren,
Wanneer de dolle reus van ondren
Zich rept, door 't wigtig pak bezwaart,
En zwarte wolken schynt te braken,
Als 't buldren dermetalen kaken,
Van 't bliksemende schutgevaert.
Nu zag men de uitgetogen klingen,
Geverft van 't rookend menschenbloet,
Den vyant in den Donau springen,
Terwyl de keurvorst, zonder moet,
Beschroomt het hygend velt ontvlugtte,
En 't krygsgevaar al deinzend duchtte
Ga naar voetnoot1.
Greenwood stierf te Dordrecht in 1761 of 1762. |