Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 2 CAB-GYZ
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Broeder Gheraert]Gheraert (Broeder) was een kloostergeestelijke te Gend, diein de dertiende eeuw bloeide. Er berust in de bibliotheek der Utrechtsche hoogeschole een handschrift van zeker rijmwerk opgesteld door dezen gheraert, bij anderen thomas Ga naar voetnoot2 genoemd, en bekend onder den naam van Sterre en | |
[pagina 375]
| |
Natuurkunde van 't Geheel-al. De Heer van wyn beschrijft hetzelve vrij uitvoerig Ga naar voetnoot1, en deelt verscheiden proeven daaruit mede, die blijken dragen van de onkunde en bijgeloovigheid van dien tijd; onder anderen ook deze regels:
Duuele die sijn in de lucht.
Ende den menschen dicke vrucht
Ga naar voetnoot2,
Si comen oec wel maken vier,
Dat ons vlamen dunct scinen hier,
Dat si scieten onderlinghen.
Daer seghet men al vele dinghen.
Nacht-Ridders heten si
Ende sijn duuele, ic seg di,
Hagedissen ende varende Vrouwen
Goede kinder, in goeder trouwe,
Cabouten, Aluen, Nickers, Maren,
Die hem
Ga naar voetnoot3 smorgens openbaren
Ende comen halen vier.
Maren
Ga naar voetnoot4 heten wise hier.
Minne, het sijn duuele alle
Die ons gherne brochten ten valle.
|
|