Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 2 CAB-GYZ
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 289]
| |
tamelijk goede dichtmatige overzetting van Popes Proeve van den Mensch, in 1744 te Amsterdam gedrukt, en in hetzelfde jaar De Betrapte Herder, Veldzang. In 1761 gaf hij te Haarlem in het licht Drie Dichtproeven, benevens een Proef van een Nieuwe Nederduitsche Spraekkonst. In de eerste dichtproeve, getiteld De waere Dichtkonst, schildert hij haar beeld dus rijk en zwierig: Het blonde en golvend hair, dat ik met loffe vaert,
Gelijk een gouden zee langs haren hals zag zwieren,
Droeg eene gloriekroon van hemelsche lauwrieren,
Door de Eeuwigheid, voor 't woên van nyd en tyd bewaerd.
Heur lieffelyke kaken,
Vertoonden eenen gloed,
Waer voor het koningklyk scharlaken,
Als overwonnen zwichten moet.
Haer oogen vol bekorelyke lonken,
Waer voor het fier gestarnt met al zyn pronkcieraên,
Verbleekte, en schuil moest gaen,
Zag ik in 't voorhoofdt als twee middagzonnen pronken.
Ik kon een majesteit,
Een pratte deftigheid,
Met zedigheid bespreid,
Uit haer aenminnig wezen,
Als uit een' spiegel' lezen.
Haer' boezem, waer een bron van witte melk uit sproot,
Had zy geheel ontbloot.
Het hemelschblaeuwe kleed, dat hare leden dekte,
Was rykelyk bezaeid met starren, voor wier gloed
De gloed van puikrobyn en jaspis zwichten moet.
Een zyden sluijer strekte
| |
[pagina 290]
| |
En riem, waerin myn oog, zoo klaer als op den dag,
Des grooten vondels naem met goudt geweven zag
Ga naar voetnoot1.
Deze drie dichtproeven, die een goed getuigenis afleggen van 's dichters bekwaamheid en levendige verbeeldingskracht, worden gevolgd door het schema van eene Aenleiding tot de Nederduitsche Dichtkonst, in negen boeken, op de Herodotische wijze ieder met den naam van eene der Zanggodinnen benoemd. Het is slechts een geraamte, dat uit de opschriften der hoofdstukken bestaat (de straks gemelde Proef van eene Nederduitsche Spraekkonst is een gedeelte van het tweede boek, Terpsicore genaamd). Elzevier gaf deze korte schets in het licht, om te zien ‘of hij ontdekken konde welken opgang deze arbeid maken zou Ga naar voetnoot2’ Voor zoo veel wij weten, is dit werk nimmer in het licht verschenen, dat waarlijk jammer is. Mogt het handschrift nog aanwezig zijn, misschien ware de uitgave nog raadzaam; althans wij hebben een goed gevoelen wegens de behandeling der in de opschriften aangeduide onderwerpen. Het uitsporig Engelsch treurspel van heidegger, Amadis en Oriane, vol duivels, spoken, geesten, heksen, enz. heeft, tot onze verwondering, in een' man van zulk een' goeden smaak als elzevier een vertaler gevonden. |