Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 2 CAB-GYZ
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 171]
| |
[François Diertyds]Diertyds (François), een Antwerpenaar, bloeide in het begin der zeventiende eeuw, was lid van de kamer De Violier of Olijftak, aldaar, en een vriend van den meer bekenden w. van den nieuwland, voor wiens Egyptica of Cleopatra hij een lofdicht plaatste, waarin de volgende regels voorkomen, die tot eene proeve strekken van zijn dichtsmaak: Sy spouwen op die const veel blixem ende donder,
Daerom ist een manier, met lauwers constigh 't hooft
Te croonen, want hun cracht des donders cracht verdooft.
Voor u, groot constenaer, sal geen lauwrier ghebreken,
Want uwen grooten lof en is niet uit te spreken,
Men sal de Violier nu eeren breedt en wydt
En in den lauwerier nu maeken Dierentydt
Ga naar voetnoot1.
|
|