Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 2 CAB-GYZ
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 69]
| |
kunstgenooten, uylenbroek, zubli, Doornik, loots, croon en trakranen, afgelegd in hunne Rouwvaerzen Ga naar voetnoot1, toen hij den 19 Augustus 1794 te Amsterdam overleden was, worden ten vollen geregtvaardigd door zijne afzonderlijk uitgegeven of in andere dichtverzamelingen verspreide oorspronglijke en vertaalde verzen en drie tooneelstukken Ga naar voetnoot2. Wijkiezen tot eene proeve van 's mans bevalligen dichttrant het lieve stukje, gerigt Aan den slaap.
ô Stille slaap, die, met fluweelen handen,
Het menschdom streelt, enboeit met zyden banden!
Gy hebt myn Roosje in uwen arm gesust;
Schenk haar een zagte rust.
Verjaag van haar alle akelige droomen,
En doe myn beeld voor haar verbeelding komen;
Schets my verrukt, gebogen aan haar kniên;
Doe haar myn liefde zien.
Maar, zo die schets haar zielrust mogt beroeren,
Haar teder hart, meer dan betaamt, vervoeren;
Indien myn beeld haar gulle eenvoudigheid,
Hare onschuld, strikken spreid;
Verdryf het straks, en matig uw vermogen:
Dat zy ontwake, en denke, vrij van schroom:
‘'t 'Was immers slechts een droom
Ga naar voetnoot3.’
|