Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 1 ABE-BYN
(1821)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Anna Byns]Byns (Anna) Ga naar voetnoot1, eene geestelijke dochter en schoolmatres te Antwerpen, bloeide ten tijde van de opkomst der Hervorming, tegen welke zij dapper met rijmen en refereynen te velde trok. Wij hebben eenige der wapenen, waarmede zij de Vermaledide Luytersche secte bestreed, voor ons liggen, namelijk een bandje met twee werkjes in lang formaat; het eene getiteld: Dit is een schoon ende suuerlijc boexken, inhoudende veel schoone constige refereynen, vol scrifturen ende doctrinen van diuerschen materiën, na wtwijsen der regulen, als hier int register na volgen, seer wel gemaect vander eersame ende ingeniose maecht Anna bijns, subtijlic en | |
[pagina 454]
| |
rethorikelic, resuterende ind waerheyt alle dese dolingen ende groote abusyen comende wt die vmaledide Luytersche secte. Die welcke niet alleen van allen doctoren ende vnivsiteiten: mer ooc vand' keyserlicke majesteyt rechtvdelic gecondenneert is, gedrukt te Antwerpen in 1541; het andere heet, Het tweede Boeck vol schoone ende constighe Refereynen, vol schrifturen ende leeringhen, van menigherhande saken, na wtwijsen der regulen die hier int register navolghen, seer subtijlijk ende Rethorijckelijck gemaect van der eersame ende verstandighe maecht Anna Bijns, seer treflijck straffende alle Ketterijen ende dolinghen van desen onsen tijde, mede te Antwerpen in 1553 gedrukt, beiden waarschijnlijk vroegere drukken van dezelfde werkjes, waaruit de heeren de vries Ga naar voetnoot1 en willems Ga naar voetnoot2, en vroeger reeds huisinga bakker Ga naar voetnoot3, proeven medegedeeld hebben; althans dezen worden in hetzelve ook gevonden. Men kan niet ontkennen dat in dit misselijk gerijmel hier en daar eene goede poëtische gedachte voorkomt, maar men moet er ook wel naar zoeken; en zeer zeker is het bij den heer de vries medegedeelde nog wel een der beste brokken. Dat | |
[pagina 455]
| |
hare tijdgenooten haar, koddig genoeg, met sappho vergeleken, en hare refereynen in slechte hendecasyllaben of wel gerijmde (!) Latijnsche verzen overbragten, is nog geen reden om van deze gebrekkelijke voortbrengselen zoo veel ophefs te maken; zij zijn zeker eenigzins vloeijender en minder met basterdwoorden doormengd dan de lamme rederijkersgedichten, maar daarom nog in lang niet sierlijk en zuiver van taal; hare levendige verbeelding, is eigenlijk onbezuisde geloofsijver, hare vernuftige invallen zijn schimpschoten op de hervorming, en hare kracht van uitdrukking bestaat in razen en schelden op luther, die zeker ook geene hoffelijke uitdrukkingen tegen den Paus en de Katholieken gebruikte. Wij geven toe dat anna's taal zuiverder is dan die der rederijkeren, dat hare gedichten en invallen levendiger zijn, en hare refereynen ook losser rollen, maar dat is het ook al; en men ziet klaar dat de kunst, die, gelijk huisinga bakker zegt, als een kind bij haar school ging, een kind gebleven is. De afstand van eene eeuw tusschen het vernuft der dochters van roemer visscher, beiden insgelijks Katholiek, en dat van anna byns is al te bemerkbaar, om te veronderstellen dat hetzelve nog bij haar ter schole gegaan zou hebben. Als wij van anna byns te rug zien op melis stoke en maerlant, hoe ver is zijn dan niet alreeds boven dezen gevorderd! hoe laag zinkt zij nogtans weder weg bij vondel en zijne tijdgenoo- | |
[pagina 456]
| |
ten! en wat zijn dezen bij onzen eenigen bilderdijk! Het oneindig voorwaartsstreven van den menschlijken geest schijnt ten minste in ons vaderland geen schoone droom te zijn. Dat wij kost, die ons niet smaakt, even daarom ook anderen zouden onthouden, ware zoo onbeleefd als verwaand; kost bovendien, die oordeelkundigen van vrij wat meer gezags dan wij geproeft en gansch niet onsmakelijk gevonden hebben, zoo dat onze smaak ons oordeel ligt kon misleiden. Wij willen derhalve uit elk der beide zeldzame werkjes eene proeve hier mededeelen, verschillende van die, welke men reeds elders opgedischt vindt Ga naar voetnoot1. Wij kiezen - niet, maar slaan het bandje open bij het 22ste refereyn van de eerste verzameling:
Lucifer sal lutherum croonen feestelijck
Want hi heeft hem menighe siele ghewonnen
Die eens waren gheestelijck, maect hi beestelijck
Tspel dat hi heeft gheroct, wert vast ghesponnen
Hi doetse qualick enden, die wel begonnen
Donstantachtighe macht men nv kennen voorwaer
Religiosen, beyde moncken en nonnen
Die reynicheyt gheloofden ouer menich iaer
Dien wert haer oordene nv veel te swaer
Si en willen niet meer draghen, sots caprunen
Deen loopt hier hoere, dander boeve daer
En hanghen haer cappen opte tunen
| |
[pagina 457]
| |
Si en achten ghelooften wielen oft crunen
Maer loopen in dwilde, als menschen verwoet
Van deene sonde in dander, als turcken en hunen
Dit zijn de miraculen die Luther doet.
En uit het tweede boek, het begin van het 14e refereyn:
O Fy serpenten gespuys Vipers gebroetsel// quaet,
Die v moeder de heylige kercke duercnaecht
Slanghen venijn dat is v voetsel// jaet
Want gheestelijck en weerlijck ghy belaecht
Dat v ketterije gheen jonste en draecht
Vleesch eeters, bloetsupers, van muncken en papen
Want v haerlien leuen niet en behaecht
Om dat ghy zijt van den schorsten schapen
Liefhebbers ws selfs die wt zijt om rapen
Die van den gheest clapt en zijter heel sondere
Malchus geslachte, die Jesabel verknapen
Om gods propheten te brenghen tondere
Ghy noemt u Christen bruers en bedrijft wondere
Teghen Christum als boden van Antechriste
En onder tschijn van duechden, soect ghi der lien
kiste.
Einde des eersten deels. |
|