Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 1 ABE-BYN
(1821)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 324]
| |
ven zijne Reizen door Azia, in 1730 te Rotterdam gedrukt, heeft hij bij zijn leven verscheiden dichtkundige en andere werken in het licht gegeven Ga naar voetnoot1, en den Amsterdamschen schouwburg van vrij goede vertalingen der beste Fransche tooneelstukken van zijn' tijd voorzien Ga naar voetnoot2. Zijn zeer verdienstelijk dichtstuk Geuzevelt is met eenige andere gedichten in 1723 uitgegeven. Het zelve bevat uitmuntende fraaije en krachtige plaatsen; iets moeten wij er toch uit afschrijven: - ô Amsterdam, dat myn gezicht bepaalt,
En in het Oosten met uw toorenspitsen praalt,
Die door de wolken heen tot in 't gestarnte varen,
En Babels toorenpracht in luister evenaren,
Wat trekt gy myn gemoedt met kracht van majesteit,
Die zich alom met glans in uwen wal verspreidt!
Uw marmre kapitool, het achtste wonderteeken,
Van welker heerlykheit al 't aardryk weet te spreken,
Verrukt den vreemdeling, die stom en roerloos staat,
Als hy het oog op al die puiksieraden slaat,
En zich verlieft in keur van beeltwerk, schilderyen
En welven, en wat meer komt om den palm te stryen,
Verheffende in zyn ziel de wyze Magistraat,
En eerende haar zorg die alles gade slaat.
Gy gloort alleen niet op veel treffelyke kerken,
En hooftgebouwen, en een reeks van liefdewerken,
Maar zelfs op risten van paleizen fier van kruin,
En als geklonken uit een rots van graauwe arduin,
| |
[pagina 325]
| |
Waar in zich spiegelen de Heeregrachtgodinnen,
De Singelnimfen, en meer andre Grachtmeerminnen,
De hairlok sierende in 't kristalglas van uw' vloed,
En hier van 't Y, en daar van d'Amstelnimf begroet.
Dit gaf de vryheit u, het waardigste der dingen,
U opgedragen na veel staatsverwisselingen,
Toen gy gewetensdwang, dat schrikdier, lei aan band,
En klonk in ketenen van eeuwig diamant;
Dat duizentduizenden deed naer uw vesten vloeien,
Geringe woningen tot praalgebouwen groeien,
En uwen muur verdrong tot viermaal achtereen,
Voor zulk een meenigte van menschen veel te kleen,
En zoo veel schatten van het goutryke Ameryke,
En Asie, en Europe, en 't vergelege Afryke,
Door zeekastelen, barsch van voorhooft, groot van tal,
Gesleept van 's werelts eint tot binnen uwen wal
Ga naar voetnoot1.
|