Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 1 ABE-BYN
(1821)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 158]
| |
was lid van het letterkundig genootschap: Concordia et Libertate. Eene uitmuntende levensschets van den beroemden joannes jovianus pontanus, aldaar in 1792 door hem voorgedragen, heeft zijn zoon, de nog levende verdienstelijke dichter r.h. arntzenius, door den druk gemeen gemaakt Ga naar voetnoot1. Van zijne Latijnsche dichtstukken hebben wij er geene dan in geschrift gezien; van zijne Nederduitsche kunnen wij het volgende ter proeve mededeelen: Lierzang aan de eenzaamheid.
Geen woelend schynvermaak kan ooit vernoeging kweeken,
ô Eenzaamheid, zo schaars bezocht, zo ras ontweken,
Wier rust nogthans de vreugd der weeldefeesten tart!
Heeft aller englen Heer, in 't sterflyk vleesch geboren,
U menigmaal met lust verkooren,
Ontfang ook 't offer van myn toegenegen hart.
ô Hartvrindin der deugd, naar waarden nooit volprezen!
ô Toets der onschuld, voor den vroomen nooit te vreezen!
Verzwaart ge, in 't wroegend hart, der boozen foltering,
Gy kunt verwonderlyk de zuivre vreugd vergrooten
Van Gods geliefde gunstgenooten,
In u bedaard en stil, schoon 't groot heeläl verging.
| |
[pagina 159]
| |
De wyze smaakt by u, van God hier niet begeeven,
Een blydschap, nooit gekend in 't altyd woelend leven
Der dartle waereld, die der vroomheid netten spant:
Uw stil verblyf geeft hem geen naare schrikvertooning;
Het Godlyk oog bewaakt zyn wooning;
Hy vreest, in uw gebied, géen norschen dwingeland.
Toen Jesses vroome telg, 't bedrieglyk hof ontweken,
Voor Saüls aangezigt vlood in schaarsbezochte streeken;
Toen Gibiaas gebergte aan hem een schuilplaats schonk,
Waart gy, ô Eenzaamheid! getuige van zyn klagten:
Gy kost zyn harteleed verzagten:
't Geprangd gemoed vond heul, zelfs in een bergspelonk.
Maar hen, die 't wuft gevlei der snoode waereld kiezen,
En, voor een' valschen schyn, de ware vreugd verliezen,
Baart uw behaaglyk oord het wreedste zielsverdriet:
Voor hen kunt gy, helaas! niet dan verschrikking weezen,
Daar zelfs uw denkbeeld hen doet vreezen,
En 't sluimerend gewisse uw wekkende inspraak vliedt.
Beef, wreevle Saül! laat u vry door haat verblinden;
Leen vry uwe ooren aan uw wraak en valsche vrinden;
Het lieflyk snaarenspel stryk' de onrust u van 't hart:
Wy zien u in den stryd, door wanhoop aangedreven,
Welhaast u zelf den doodsteek geeven,
Verlaaten van uw' God, verwonnen door uw smart.
Wy dikwerf de eenzaamheid uw levensöogenblikken,
ô Sterveling! zy zal uw' moeden geest verkwikken:
De waereldgrootheid schaft zo veel genoegen niet.
Zy kan een vroom gemoed veel zoets, veel vreugd doen smaaken;
Zy doet de ziel in Godsvrucht blaaken;
En hem, die deugd bemint, verschaft zy nooit verdriet.
| |
[pagina 160]
| |
Geen veinsäart, hoe vermomd, zet in haar' hof zyn treden,
Geen laster kan hier twist, geen nyd hier tweedragt smeeden;
De Godsvrucht en de vreê bewaaken steeds dit oord;
De vryheid kluistert hier den norschen dwang in banden;
Hier schenkt de waarheid de onderpanden
Van 't eeuwig heil, beloofd in 't nimmerfaalend woord.
Ik zie, helaas! voor u eene eenzaamheid genaaken,
Eene yslyke eenzaamheid, het eind' der snoô vermaaken:
De zeis des bangen doods wordt reeds voor u gewet:
Het aaklig graf zal eens uw valsche vreugd bepaalen:
Dáár kan geen hoop u meer bestraalen:
Beef, snoode! beef: dat u dit denkbeeld vry ontzett'!..
Maar, zoeter Eenzaamheid! dat my uw gust beveilig'
Voor 's waerelts schynvermaak! uw invloed zy my heilig!
Ach, dat myn vryheid nooit voor schatten word' verpand;
Dat vuige baatzucht nooit myn jeugdig hart genaake;
Dat steeds de rede my bewaake!
Zo kies ik uw verblyf voor 't beste vaderland.
Maar zo van myne deugd, helaas! zo zwak van krachten,
Myn vaderland, myn huis, iets nuttigs mogt verwachten;
Zo myn genegen hart een' vriend tot vreugd verstrekt;
Kan myn menschlievendheid der droefheid bystand geeven;
Dan kies ik een gezellig leeven,
Schoon gy, ô Eenzaamheid! het zekerst heil verwekt
Ga naar voetnoot1.
|