Krullebolletjes(1896)–Tine van Berken– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 38] [p. 38] [pagina 39] [p. 39] Koppig jantje. ‘Wat is het toch prettig, een koe te zijn,’ Zei Jan, ‘je hebt altijd plezier, En niemendal hoef je te leeren ook, Want och, je bent toch maar een dier. Je kunt maar stoeien zooveel je wilt, En rollen in 't zonnige gras, Je moe is nooit boos, dat je broekje slijt, Of dat je reis trapt in een plas.’ ‘Hè, Jantje,’ zei Geertje, ‘en wou je dan ook, Als 't koud wordt, naar stal toe gebracht, Waar 't altijd zoo somber en broeiïg is? En wou je dan ook graag geslacht?’ Neen, dáárin had Jantje niet heel veel zin, Maar toch geeft hij 't Geertje niet toe. ‘Als 't mooi weer en zomer is,’ houdt hij vol ‘Ben ik toch veel liever een koe.’ Vorige