had geschreven, zou ze het er vast hebben ingezet.
‘Zeg Mies,’ vroeg Dita opeens, ‘zou je me alsjeblieft ergens aan kunnen helpen?’
‘O, jawel,’ klonk het heel genadig, want Mies vond dat juist de geschikte manier om zoo'n nederige vraag te beantwoorden, ‘waaraan?’
‘Zie je,’ zei Dita, zacht en geheimzinnig, ‘ik maak twee sluimerrollen, één voor mevrouw De Blooys en één voor....’
‘Voor Eduard de Blooys,’ zei Mies met een straaltje van hoop.
‘Voor hier,’ klonk het kort, want Dita verwaardigde zich niet, op dergelijke ongepaste scherts in te gaan.
‘Voor Pa?’ vroeg Mies verrast.
‘Neen, eigenlijk niet....’
‘O, voor Jet?’ viel Mies weer in, onverdroten voortradende.
Nu Dita dat zoo hoorde zeggen, kwam haar de keus van het geschenk minder gelukkig voor; ze kon zich juffrouw Jet niet goed voorstellen met een sluimerrol.
‘Ja,’ zei ze, - ‘en voor juffrouw Elly, - maar mijnheer kon hem natuurlijk ook gebruiken; vindt je het een gek ding om te geven?’
‘Volstrekt niet,’ klonk het met overtuiging.
‘Het is een heel mooi cadeau; zet er dan op: voor de familie Berewoud, dan is het voor iedereen.’
Dita was heel gelukkig met die oplossing; maar nu vroeg ze alleen nog aan Mies of die haar zou willen helpen met het opmaken; dat kon ze aan mevrouw De Blooys niet vragen, omdat die er zelf een kreeg en juffrouw Willems wou ze er niet mee lastig vallen.
Mies was daartoe volgaarne bereid, ze was zelfs ingenomen met het idee. ‘Je moet ze met kapok vullen,’ zei ze; ‘en dát weet ik wel, dat er een heele boel voor noodig is, anders worden ze zoo slap.’