Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Dommekracht. Opgetild door de aangestormde vlagen, Neergesmakt op de overschuimde bank, Roer- en mastloos tegen wil en dank, Wordt de pink van de ankers losgeslagen. Duinwaarts door een breede golf gedragen, Klinkt weldra des hamers heldre klank, Gaat men bouten, dwars door plank op plank, In de ribben van de scheepskiel jagen. Toen men ook het drietal harten boven Weerzijds 't roer, fraai roodgeschilderd had, Werden rollen onder 't schip geschoven: - Voortgetrokken door een paard of wat, Glijdt het langzaam, langzaam af van boven, Nu de dommekracht 't van achteren vat. Vorige Volgende