De grondbeginselen der Nederlandsche spelling. Ontwerp der spelling voor het aanstaande Nederlandsch woordenboek
(1863)–Matthias de Vries, L.A. te Winkel– Auteursrechtvrij
[pagina V]
| |
Voorbericht.Bij het naderen van den tijd, waarop de Redactie met de uitgave van het Nederlandsch Woordenboek een aanvang hoopt te kunnen maken, heeft zij zich verplicht geacht, vooraf naauwkeurig het spellingstelsel te bepalen, dat in het Woordenboek zal worden gevolgd. Te midden der vele twijfelingen en onzekerheden, die nog altijd in de spelling onzer moedertaal bestaan, bij het verschil van gevoelen onzer taalkundige schrijvers omtrent een aantal min of meer belangrijke punten, was het volstrekt noodzakelijk een vast plan te beramen en voor alle bijzondere gevallen eene bepaalde keuze te doen. Te meer gevoelde de Redactie hare verplichting, om hierin met de uiterste behoedzaamheid en niet dan na rijpe overweging te werk te gaan, omdat het Woordenboek, dat zij eenmaal tot stand hoopt te brengen, uit den aard der zaak niet zonder invloed zal blijven en derhalve aan de bewerkers eene dubbele verantwoording oplegt. Het algemeene beginsel, dat bij deze regeling der orthographie tot leiddraad moest verstrekken, kon aan geen twijfel onderhevig zijn. Het was aangewezen in het Ontwerp des Woordenboeks, door den Voorzitter der Redactie in de vergadering van het Derde Taal- en Letterkundig Congres te Brussel voorgedragen, en door de algemeene goedkeuring bekrachtigd. Daarin was bepaald, dat de in Noord-Nederland aangenomene spelling tot grondslag zou worden gelegd, behoudens zoodanige wijzigingen, als de tegenwoordige stand der wetenschap noodzakelijk scheen te vereischen. De Redactie heeft gemeend, zich aan dat beginsel, als het meest praktische en bruikbare, te moeten houden. Overtuigd, dat groote | |
[pagina VI]
| |
veranderingen in de spelling eener beschaafde en gevestigde taal, al mochten zij op zich zelve wenschelijk zijn, toch nimmer kans hebben om algemeen te worden aangenomen, en juist daardoor de zoo wenschelijke eenparigheid en vastheid der taalvormen in dreigend gevaar brengen, acht zij het boven alle bedenking raadzaam, de bestaande en erkende spelling te eerbiedigen, voor zooverre zij met de uitspraken eener gezonde taalkennis in overeenstemming is. Met nog sterkeren aandrang dan bij de voordracht van het Ontwerp des Woordenboeks geschieden kon, mag de Redactie dit beginsel thans aanbevelen, omdat de in Noord-Nederland gebruikelijke spelling juist in de jaren; die sedert het Brusselsche Congres verstreken, ook door de meeste letterkundigen van Zuidelijk Nederland allengs is aangenomen, zoodat werkelijk, in de hoofdpunten althans, in het geheele Nederlandsche taalgebied eene tot dusverre ongekende eenparigheid is gevestigd. Het zou dwaas en roekeloos zijn door gewaagde hervormingen die overeenstemming te verbreken, en de eenheid der taal van Zuid en Noord ook in den uiterlijken vorm - dat onschatbare voorrecht, dat zonder eenigen dwang, maar alleen door vrije overtuiging en zucht tot verbroedering langzaam verkregen werd - onbedacht en moedwillig op te offeren aan onpraktische stelselzucht of ontijdig nieuwigheidsbejag. En waarlijk, bij de aanbeveling van het bestaande, als grondslag van de regeling der spelling voor het Woordenboek, behoeft de Redactie aan hare wetenschappelijke overtuiging geen geweld aan te doen, noch, in het belang der eenparigheid, eenige antipathie te overwinnen. Integendeel aarzelt zij niet te verklaren, dat werkelijk de aangenomene spelling over het algemeen alle aanbeveling verdient. Bij herhaalde ernstige overweging is het haar meer en meer gebleken, dat die spelling inderdaad vele voortreffelijke eigenschappen bezit, en noch in regelmaat noch in duidelijkheid voor die van eenige andere taal behoeft onder te doen. Haar is althans geene nieuwere taal bekend, wier orthographie de twee groote spellingbeginselen - overeenstemming met de uitspraak en aanwijzing van de afleiding en den oorspronkelijken vorm der woorden - op gelukkiger wijze vereenigd heeft weten te eerbiedigen. Om niet te spreken van het Fransch en Engelsch, wier spelling de willekeur zelve is, ook bij de vergelijking met het Hoogduitsch is de verhouding geheel in ons voordeel, zelfs al wil men de in Duitschland gebruikelijke schrijfwijze niet zoo | |
[pagina VII]
| |
gestreng veroordeelen, als de grootste Duitsche taalkenner doet, die ronduit verklaart: ‘Mich schmerzt es tief gefunden zu haben, dass kein volk unter allen, die mir bekannt sind, heute seine sprache so barbarisch schreibt wie das deutsche Ga naar voetnoot*.’ De taak der Redactie bestond derhalve niet in het ontwerpen van een nieuw spellingstelsel, maar alleen in de overweging, welke verbeteringen de bestaande spelling, bij de hoogte die de wetenschap in onze dagen bereikt heeft, scheen te vereischen. Met dit doel voor oogen, heeft de Redactie het geheele vraagstuk der spelling aandachtig nagegaan en de geschilpunten zorgvuldig getoetst, met inachtneming van alles, wat daarover sedert 1804 door onze taalkundigen is geschreven. Vooral heeft zij getracht, die gebrekkige schrijfwijzen te verbeteren, die op onjuiste woordafleidingen steunden, of waarbij de in het stelsel zelf aangenomene beginselen en regels hetzij verkeerdelijk, hetzij in het geheel niet waren toegepast. Om hierin met te meerder zekerheid te werk te gaan en den strijd te vereffenen, die zich hier en daar tusschen de verschillende spelregels voordeed, heeft zij gemeend vóór alles de grondbeginselen der orthographie uit de natuur en de bestemming van het schrift te moeten afleiden, ten einde langs dezen weg des te juister hunne onderlinge verhouding te bepalen. Immers, zoodra de hoogere of geringere waarde der algemeene beginselen eenmaal is vastgesteld, behoeft men bij de waardeering der bijzondere regels niet verlegen te staan met de vraag, welke regel in dit of dat bijzonder geval gelden moet. Eerst derhalve de algemeene regels na te gaan, te formuleeren en volgens hunne waarde te rangschikken, en daarna de betwiste of twijfelachtige punten te toetsen: ziedaar wat de Redactie zich voorstelde. Met gerustheid mag zij verklaren, | |
[pagina VIII]
| |
dat het haar streven geweest is, hare taak zoo objectief mogelijk op te vatten en overal de strengste onzijdigheid te bewaren. In de volgende bladzijden worden de vruchten van ons gemeenschappelijk overleg aan onze landgenooten aangeboden. Zij bevatten de uitdrukking onzer eenparige, na zorgvuldig wikken en wegen gevestigde overtuiging. De heldere uiteenzetting daarvan is men verschuldigd aan ons geacht Medelid, Dr. te Winkel, die aan ons onderzoek het werkzaamste aandeel nam, en zich welwillend belastte met de taak, de resultaten in een opzettelijk betoog voor te dragen, dat vervolgens, in eendrachtige zamenwerking met den ondergeteekende herzien en aangevuld, ook de toestemming van ons hooggeschat Belgisch Medelid, Prof. David, mocht verwerven. Aan niemand voorzeker kon de taak om zulk een betoog te leveren beter toevertrouwd zijn dan aan den schrijver van het werkje, De Nederlandsche Spelling getiteld, hetwelk door onze taalkundigen en onderwijzers zoo gunstig is opgenomen, dat binnen drie jaren reeds een derde druk noodzakelijk werd. In dat werkje, ten behoeve van het onderwijs in onze vaderlandsche scholen geschreven, had Dr. te Winkel de algemeen aangenomene - zoogenaamde Siegenbeeksche - spelling ontvouwd, met invlechting slechts, hier endaar, van enkele critische aanmerkingen. Alleen een onverklaarbaar misverstand heeft onlangs een hooggeleerd beoordeelaar - in het beste onzer tijdschriften - kunnen verleiden tot de voorbarige en door niets gerechtvaardigde meening, alsof dit werkje tevens het spellingstelsel bevatte, "dat nu zeker ook tot grondslag gelegd zal worden aan het Nederlandsch Woordenboek." Waar had ooit òf de Redactie òf Dr. te Winkel een woord gesproken, dat recht gaf tot de onderstelling, alsof - in strijd met het vastgestelde Ontwerp - de spelling van Siegenbeek zoo goed als onveranderd in het Woordenboek zou worden gevolgd? Integendeel, het voornemen om in die spelling de noodige verbeteringen aan te brengen, was in het openbaar duidelijk uitgesproken. Doch het oogenblik, om zich van die belofte te kwijten en van het ontworpen plan rekenschap te geven, achtte de Redactie eerst thans gekomen, nu de uitgave van het Woordenboek begint te naderen, en de onlangs gehoudene vergadering van het Zevende Taal- en Letterkundig Congres haar eene geschikte aanleiding heeft geboden, om - volgens de bepalingen van het Ontwerp - de resultaten van haar onderzoek aan het oordeel van deskundigen te | |
[pagina IX]
| |
onderwerpen. Het is waar, de afzonderlijke beraadslaging, die bij dat Congres was aangekondigd, heeft geene plaats kunnen vinden: de drukke werkzaamheden, die drie langdurige zittingen vulden, en meer nog de gulle gastvrijheid der Bruggenaars, lieten geen tijd over voor eene rustige conferentie over de spelling, waarvan trouwens de wijdloopige debatten over aa of ae de leden reeds meer dan verzadigd hadden. Toch is die bijeenkomst te Brugge, door hetgeen in kleinere kringen behandeld werd, ook voor onze zaak niet onvruchtbaar gebleven. Van verschillende zijden mocht de Redactie bedenkingen vernemen, die tot hernieuwde overweging aanleiding gaven. Is daardoor aan den éénen kant de uitgave van ons betoog misschien wat lang vertraagd, aan de andere zijde heeft zeker het gehalte bij dat uitstel niet verloren. Ook verder houden wij ons dringend aanbevolen voor al de aanmerkingen, die men ons in het openbaar of schriftelijk zal willen mededeelen. Het zal ons ernstig streven zijn, alles rijpelijk te onderzoeken en ook op het gebied der spelling, dat van zooveel strijd getuige was, te trachten naar de waarheid alleen; want - het is te recht in het Ontwerp gezegd - ‘elke onwaarheid moet vroeg of laat te niet gaan, maar de waarheid zal stellig zegevieren, en zij is het alleen, die duurzame verzoening verzekert.’ Nog een paar opmerkingen tot juiste aanwijzing van het plan en den inhoud dezer bladzijden. Daar de bestaande spelling, die als uitgangspunt werd aangenomen voor de schrijfwijze in het Woordenboek te volgen, genoegzaam bekend is, mocht het als overtollig en ontijdig worden beschouwd, ons geheele spellingstelsel in alle bijzonderheden te ontvouwen. Men vindt hier derhalve alleen eene ontwikkeling en waardeering der algemeene grondbeginselen; eene opgave der verbeteringen die wenschelijk schijnen; en eene herinnering van de onderscheidene schrijfwijzen, waaromtrent onze letterkundigen in gevoelen verschillen, met vermelding van de keuze, die de Redactie gemeend heeft daaruit te moeten doen, en beknopte aanwijzing der redenen, die haar bij die keuze hebben geleid. Zij heeft zich natuurlijk bepaald tot die punten, die werkelijk betwist of twijfelachtig waren, en zich niet opgehouden met de vermelding der talrijke feilen, die zoo dikwijls ook door schrijvers van naam worden begaan, maar daarom niet minder onverdedigbaar blijven. Uitwijden b.v. voor uitweiden, ten aanhoore voor ten aanhooren, | |
[pagina X]
| |
de verbogen deelwoorden gehaatte, vergoodde, voor gehate, vergode, de verwarring van kindschheid en kindsheid, of de onchristelijke spelling van kersfeest, kersnacht, voor kerstfeest en kerstnacht, en dergelijke slordigheden meer, hoe gewoon zij ook mogen zijn, het blijven feilen en niets meer. Zaken, die bij alle deskundigen sedert lang uitgemaakt zijn, behoeven niet meer geregeld te worden en lagen dus buiten onze beschouwing. Er waren echter eenige belangrijke punten, die, in Siegenbeek's Verhandeling over de Spelling onaangeroerd gebleven en nooit door eenig taalkenner opzettelijk behandeld, in zooverre tot weinig geschil aanleiding hadden gegeven, maar niettemin eene bepaalde regeling vereischten, om de groote verwarring, die daaromtrent - bij het volslagen gemis aan eenig voorschrift of richtsnoer - tot dusverre heerschte. Zoo b.v. de gewichtige vraag: welke woorden en uitdrukkingen aaneen te schrijven? welke in hunne deelen gescheiden te laten? De naauwkeurige overweging van dit omslachtig en ingewikkeld vraagstuk heeft de Redactie tot eene bepaalde uitkomst geleid, die - naar zij vertrouwt - niet zonder belangstelling ontvangen zal worden, als eene bijdrage om in het schrijven onzer moedertaal regelmatig, oordeelkundig en naar vaste beginselen te werk te gaan. Moge dan deze arbeid strekken om in het Woordenboek, met welks bewerking de Redactie zich ijverig bezig houdt, het belangrijke vraagstuk der spelling te regelen op eene wijze, aan de eischen der wetenschap en de behoeften der praktijk gelijkelijk voldoende.
M. de Vries. |
|