De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde. Deel 4: Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde van de Republiek der Vereenigde Nederlanden (2)(1924)–Jan te Winkel– Auteursrecht onbekend Inhoudsopgave Derde tijdvak. (vervolg). De bloei der letteren. 1580-1680. (vervolg). XXXVIII. Catsianen en andere geestelijke dichters in Zuid-Nederland. XXXIX. Het geestelijk tooneel in Zuid-Nederland. XL. De rederijkerskamers in Vlaanderen. XLI. De rederijkerskamers in Brabant. XLII. De wereldlijke dichters in Zuid-Nederland. XLIII. De Psalmen en Godsdienstige liederen in Noord-Nederland. XLIV. Stichtelijke poëzie van Contra-remonstranten en Remonstranten. XLV. Gedichten van Doopsgezinden en Collegianten. XLVI. Verhouding van dicht- en schilderkunst. XLVII. Onze dichters tegenover Rubens en Rembrandt. XLVIII. De dichtkunst en hare andere zusterkunsten. XLIX. Vondel als treurspeldichter. L. Enkele van Vondel's treurspelen. LI. Jan Jansz. Vos. LII. De Schouwburg onder leiding van Jan Vos. LIII. Het tooneel door de Overheid begunstigd, door de Kerk bestreden. LIV. De tooneeldichters van 1638 tot 1680. LV. Heldenromans, herdersromans en Grieksche romans. LVI. Schelmenromans, hekelromans en hoofsch-galante romans. LVII. Bundels novellen, anecdoten en wetenswaardigheden. LVIII. Het overige proza. LIX. Hollands gouden eeuw door Vondel verheerlijkt. LX. Vondel en Amsterdam. LXI. Oudaen en andere aanhangers van Johan de Witt. LXII. Joannes Antonides van der Goes. Vierde tijdvak. De verfransching der letteren. 1680-1780. I. Bij den aanvang van het nieuwe tijdvak. II. Dr. Lodewijk Meijer en de stichting van Nil Volentibus Arduum. III. Het optreden van Nil Volentibus Arduum. IV. De bloeitijd van Nil Volentibus Arduum. V. De kunstleer van Nil Volentibus Arduum. VI. De Schouwburg aan Joan Pluimer en Pieter de la Croix verpacht. VII. Nieuwe Schouwburgstrijd. VIII. Nil Volentibus Arduum op zijn nadagen. IX. Opera's, Harlekijn- en Krispijnspelen. X. De blijspelen van Asselijn, Bernagie en Alewijn.