'Het kinderboek van elfenland tot echtscheiding'
(1978)–Willem Wilmink– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Het kinderboek van elfenland tot echtscheidingWillem Wilmink | |
InleidingEen bekend gedicht van Rie Cramer begint als volgt:
Jokkentje
Anneliesje heeft gejokt
om een tweede koekje!
Anneliesje zit beschaamd
in een donker hoekje.
O, wat tikt die nare klok:
‘Jokkebrok, Jokkebrok, Jokkebrok!’
Ga naar eind1
Het probleem komt goed. Anneliesje bekent ‘aan Moeders oor alles van dat koekje,’ en nu kan de klok tikken: ‘Zóó is 't goed, Zóó is 't goed, Zóó is 't goed.’ Het is bijna te keutelig voor woorden, en dát van een vrouw die volgens een haar bewonderende biografe ‘te avontuurlijk en te onafhankelijk (was) om zoals haar “moesjes” een beetje kwijnend op een sofa te zitten.’ Ga naar eind2 Het buiten alle realiteit staande werk van Rie Cramer is evenwel een begrijpelijke reactie op een al te moralistische 19de eeuw, waarin een ‘klein, klein jokkentje’ meegroeit met de leugenaar en een leven lang berouw veroorzaakt Ga naar eind3, en waarin grotere ondeugendheden navenant grotere gevolgen hebben: denk aan Max und Moritz, aan de gruwelijke drama's in Der Struwwelpeter, of aan Pinocchio, die in de eerste versie, de feuilleton-versie, geen jongetje wordt, maar met instemming van de schrijver wordt opgehangen aan een zeer hoge boom. En zie ook dit vers, vrij naar het Engels, van C.P.E. Robidé van der A>: Jan durfde 't onlangs roekloos wagen,
Den stier van Krelisbuur te plagen,
En dien met zijne zweep te slaan:
Maar, ach!, dat kwam hem duur te staan!
De stier werd woedend door 't tergen,
En wierp, eer hij zich kon verbergen,
Den knaap, misvormd door wond bij wond,
Geheel te pletter op den grond.
Ga naar eind4
Rie Cramer | |
Van oud en nieuw moralismeHet idee achter het werk van Rie Cramer c.s. is, dat de kinderen verre moeten worden gehouden van de boze wereld en zijn problemen. Het is hetzelfde idee dat mensen van mijn generatie dagenlang deed gissen of de ruzie tussen onze ouders nu over was of niet. We mogen het als achterhaald beschouwen, en blij zijn met de moesjes van onze dagen, die in werkgroepen de betrokkenheid van het kinderboek op de realiteit claimen. Ga naar eind5 Hun moralisme lijkt over de moraal van de 19de-eeuwse chauvinisten heen terug te grijpen naar iemand als de zo vaak verguisde Mr. Hieronymus van Al- | |
[pagina 3]
| |
phen, die immers ook vrijelijk met de kinderen sprak over alles wat er in de wereld omging, inclusief de dood: Mijn lieve kinders, schrikt tog niet,
Wanneer gij dode menschen ziet;
Zoudt gij voor lijken beven?
Kom hier: deez bleke koude man,
Die voelen, zien, noch hooren kan,
Houdt nu niet op te leven.
Ga naar eind6
Dit is de eerste strofe van Het lijk, een gedicht dat van huppelende muziek voorzien werd door een componist met de toepasselijke naam Graf. Elders. In Claartje bij de schilderij van hare overledene moeder, horen we minder de stem van de ik dan die van de bedroefde vader: Wanneer ik neêrgezeten
Bedaard het beeld aanschouwe
Van mijne lieve moeder,
Dan rollen mij de tranen
Gestadig langs de wangen.
Dat lief en lagchend wezen,
Waar godvrugt en opregtheid
Bevalligheid en blijdschap
Zo klaar op is te lezen,
Doet mij dan bitter schreien,
Om dat ik haar moet missen;
Ik - nog geen negen jaren.
Ga naar eind7
Dit doet moderner aan, helaas, dan wat Van Alphen de kinderen over zijn huwelijk in de mond legt: Vader heeft met onze moeder
altoos vergenoegd en blij,
o Hoe lieven zij elkander,
nimmer knorren zij als wij.
Ga naar eind8
Bij Van Alphen, hoe naïef hij ons ook aandoet hier en daar, stond een kinderliefde voorop die de kinderen niet wilde afsluiten van de wereld, ze niet in het ongewisse wilde laten. Ook in onze tijd is dat in veel kinderboeken het geval. Er zijn daarnaast echter heel wat probleemboeken waarin niet het kind centraal staat, maar de gedachte aan een alternatieve maatschappij. Bij een indeling in thema's zoals de werkgroep-Eindhoven die maakt (thema bestaansminimum, thema uitbuiting en onderdrukking, thema onvolledige gezinnen, etc.) valt dit verschil in doelstelling onder tafel. Ga naar eind9 Verder kan men op een dergelijke manier van indelen aanmerken dat de ernst des levens er te veel de nadruk door krijgt, dat het wat (de thematiek) het hoe (de manier waarop die thematiek is verwerkt) te veel naar de achtergrond dringt, en dat te weinig wordt benadrukt of de gecategoriseerde boeken al dan niet een oplossing bieden voor de problemen die ze aan de orde stellen. Op de drie punten ‘ernst des levens’, ‘wat of hoe’, ‘oplossing of niet’ zal ik nader ingaan. | |
De ernst des levensMen kan zich afvragen of onderwerpen als bestaansminimum, uitbuiting en onderdrukking, milieuvervuiling, onvolledige gezinnen, echtscheiding, en nog veel meer, niet een wat ál te koude douche zijn na de zonnekindertjes van Rie Cramer. Men bedenke dat kinderen zich zonder alcohol en nicotine door het leven moeten slepen, en dat ze toch óok recht hebben op wat ontspanning en geborgenheid. Of, in de woorden van Lea Dasberg: De vraag is echter of zij (bedoeld is Tonne Cox, als representante van de werkgroep-Eindhoven) gelijk heeft dat een kind uit een gebroken gezin of van | |
[pagina 4]
| |
een ongehuwde moeder of van arme ouders zo'n boek nodig heeft of zelfs maar zou willen om zich mee te identificeren. Een invalide kind wil, als het na alle fysiotherapie eens eindelijk aan een uurtje lezen toe is, wel wat anders dan Beugeljong. Ga naar eind10 Het lijkt er overigens op dat de werkgroep-Eindhoven dit zelf wel inziet, want ze voegt aan haar indeling een lijst toe van ‘boeken die niet onder een van de vorige categorieën vallen, maar die we ook erg goed vinden.’ Zelf zijn ze zo dogmatisch niet, maar je kunt nog altijd je hart vasthouden voor hun navolgers. | |
Wat of hoeHoe anders een zelfde thema door verschillende auteurs kan worden behandeld, is makkelijk aantoonbaar. Ik neem daarvoor drie boeken waarin huwelijksproblemen aan de orde komen: Wim van Wim Hofman Ga naar eind11, een boek dat autobiografisch aandoet en dit jaar werd bekroond met een zilveren griffel en met de Nienke van Hichtum-prijs; Waarom praten ze niet gewoon van Anne Otten Ga naar eind12; en Drie verschrikkelijke dagen van Guus Kuijer Ga naar eind13. Eerst een citaat uit elk boek, in de volgorde waarin ze genoemd zijn: Ga naar eind14 Zijn moeder kwam de kamer in. Ze had zich opgetut. Haren gekamd en los en ze droeg de gele broek waar Wim zo'n hekel aan had. Je kon haar onderbroekje zien zitten. Ze had geen schoenen aan en ze had haar teennagels rood gemaakt. Het was net alsof ze haar tenen lelijk had gestoten: dikke druppels bloed. Er werd niet veel meer gezegd. Toen ze klaar waren, hielp Alfred met het afruimen van de tafel en daarna volgde hij zijn moeder naar de keuken om te helpen bij het afdrogen. Zijn vader kwam in de deuropening staan. | |
[pagina 5]
| |
‘En wat kost dat wel niet?’ ‘Doe dan, roep hem dan’, riep de vrouw. Dit laatste fragment lijkt me het minst problematische van de drie: Kuijers Drie verschrikkelijke dagen is met nadruk niet als kinderboek maar als jeugdboek gepresenteerd, en het kunstje dat de uithuizige vader geflikt wordt, lijkt me daarom best op zijn plaats. Wim is wél een kinderboek, maar het rapport van een kinderjury laat zien wat er kan gebeuren als je dat boek plompverloren aan kinderen in handen geeft: ‘Wim’ van Wim Hofman had volgens de kinderjury beter nooit geschreven kunnen worden. Een stem uit de jury: ‘Nou, we kunnen gerust wel begrijpen, dat grote mensen van zo'n boek houden. Maar wij vinden het verschrikkelijk saai. Wij houden van spannende boeken.’ Ga naar eind15 Wim is een boek dat bij het lezen enige begeleiding vereist. Voor kinderen, en waarschijnlijk ook voor veel begeleiders van kinderjury's. Anne Otten ten slotte vind ik ongeloofwaardig. Een vader die tegenover zijn zoontje zijn huwelijksverleden als ‘dit zootje’ bestempelt, kom nou. Zelfs mannen die afwassen vrouwenwerk vinden, zijn zo niet, mevrouw Otten. | |
Oplossing of niet?Is er nu in deze boeken zicht op een oplossing, of niet? Otten doet een poging om de vader gaandeweg wat meer reliëf te geven en hem acceptabeler te maken voor zijn zoon en de lezers, maar ze blijft in die poging steken. Hofman besluit zijn boek met een vleug van hoop in de persoon van vaders nieuwe vriendin: een ‘happy end’ dat na alle bittere eenzaamheid volkomen uit de toon valt. In Drie verschrikkelijke dagen komt een algehele verzoening tot stand, maar daartoe zijn teveel dramatische gebeurtenissen in een te kort tijdsbestek nodig geweest. | |
[pagina 6]
| |
Een oplossing die een kind uit een gebroken gezin naar zichzelf toe zou kunnen vertalen, biedt geen van de drie boeken. Ga naar eind16 Hoe zou zo'n oplossing er overigens uit moeten zien? Niet als in Dubbele Lotje van Erich Kästner, waarin de kinderen hun ouders weer bij elkaar brengen. Zoiets is in onze dagen te mooi om waar te zijn. Wel zou men kunnen laten zien hoe een kind met de nieuwe onherroepelijke situatie kan leren leven, maar ik moet de kinderboekenauteur nog tegenkomen die dat waar kan maken. | |
RealiteitKinderboeken mogen de realiteit geen geweld aandoen, maar ze mogen ook niet ontmoedigend zijn. Als het menselijke leven er uitsluitend in wordt beschreven als een woestenij van kapotte relaties temidden van bespoten landschappen en vergiftigde wateren, dan schieten ze tekort. Welke boeken doen de realiteit dan wél geweld aan? Mijns inziens Dubbele Lotje en al die andere boeken waarin de zaken mooier worden voorgesteld dan ze zijn. Of ook die werken waarin pure geschiedvervalsing wordt gepleegd, zoals De scheepsjongen van Bontekoe van Johan Fabricius, dat de hand licht met het barre scheepsjournaal dat er de bron van is. En vergelijkbare boeken, die tot diep in de twintigste eeuw het Gouden-Eeuwchauvinisme van Potgieter en de zijnen onder de kinderen hebben gebracht. In pedagogische kringen duikt steeds weer de al door Maria Montessori gekoesterde gedachte op dat ook sprookjes (of zelfs fantasieën en dagdromen in het algemeen) de realiteit geweld aandoen. Maar die zijn geen valse realiteit: ze zijn een realiteit naast de onze. De overeenkomsten tussen de gefantaseerde en de echte wereld zijn soms verrassend groot, en menig sprookjesschrijver is erin geslaagd in zijn droomwereld vooruit te lopen op inzichten die later als echt gewaarmerkt werden. Zo schreef H.C. Andersen in 1861, ver voor de Freudiaanse tijden, het sprookje De sneeuwman. Ga naar eind17 De sneeuwman had gelukkig moeten zijn, ‘maar hij wás niet gelukkig; hij had kachelverlangen.’ Een oude kettinghond waarschuwt hem: ‘Hij is precies het tegenovergestelde van jou! Pikzwart is hij!’ Maar tegen neurotische partnerkeuze en tegen destructiedrift helpt waarschuwen zelden, en voor een verklaring van sneeuwmans gedrag gaat de kettinghond, geheel volgens de psychoanalytische regels, terug naar het prenatale stadium: de jongens hebben de sneeuwman gemaakt met een kachelpook als staketsel. Vandaar de onrust die in hem rakelde, en vandaar het kachelverlangen. Helaas wordt dit alles pas vastgesteld nadat de patiënt is versmolten. Ook in The Wizard of Oz van L. Frank Baum (1900) is de sprookjesschrijver de tijd vooruit. Het boek gaat over vier gefrustreerde figuren: een meisje zonder thuis, een vogelverschrikker zonder verstand, een blikken houthakker zonder hart, en een leeuw zonder moed. Gezamenlijk ondernemen ze een tocht naar een tovenaar die hun moet geven wat ze ontberen. Nu trapt de houthakker onderweg op een torretje, en zijn commentaar is onthullend voor wat er in iemand om moet gaan wiens geweten niet normaal functioneert: ‘This will serve me a lesson’, said he, | |
[pagina 7]
| |
‘to look where I step. For if I should kill another bug or beetle I should surely cry again, and crying rusts my jaws so that I cannot speak.’ Hier valt overigens tussen de regels door te lezen dat de houthakker al aan de beterende hand is, hetgeen fraai vooruitloopt op de ontknoping van het verhaal. | |
BesluitMoet een kinderboekenschrijver zijn lezertjes toerusten voor de maatschappij, zoals Van Alphen, of ze ervan afhouden, zoals Rie Cramer, of ze bijbrengen dat er een andere maatschappij moet komen, zoals de Rode Vrouwen? Moet hij meegaan in de fantasieën en dagdromen van kinderen, of hen waarschuwen dat ze hun tijd verdoen aan veel te mooie dingen? Moet hij überhaupt naar pedagogen en critici luisteren? Men heeft nogal eens geprobeerd deze kwesties op te lossen door te zeggen: ‘Laat de kinderen zelf beslissen over hun lektuur.’ Dat lijkt verstandiger dan het is, want dan kiezen kinderen wél, om gouden-griffelwinnaar Henk Barnard te citeren, elke dag uitsluitend patat-mét als leesvoer. Ouderen moeten voor wat extravoeding zorgen. Ik citeer Annie Schmidt: Het kind dat opgroeit met Afke's tiental, met Winnie de Poeh, met Andersen, zo'n kind krijgt een bepaald soort vitamines; het krijgt een beschermende bijvoeding. Zolang de literatuurwetenschap nog geen uitspraak kan doen over wat een goed boek is en wat niet (hoe lang duurt dat nog?), zolang moeten we ook in de kinderboekenwereld maar op onze intuïtie blijven hopen. En hoe meer mensen zich druk maken over de materie en elkaar tegenspreken, hoe beter. |
|