Oude Vlaemsche liederen(1848)–J.F. Willems– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 520] [p. 520] CCL. De goede week. 1 's Maendags, en 's maendags, Dan ginc ik om een pintjen, om een pintjen, Ik dronc er twee, ik dronc er dry, Dronc er tot vijf en twintig by. Doen-si, doen-si, doen-si, Jan? Hebben si dat gedaen? - Ja, sey Jan. 2 's Dingsdags, en 's dingsdags, Dan was het vastenavond, vastenavond: Mijn wijf is op den toer gegaen, En ic ginc met een andere. Doen-si? enz. 3 's Woensdags, en 's woensdags, Dan ginc ic om een kruysken, om een kruysken: Wat wilt gy dat 'k een halven dag Ga temmeren of ga buysschen? Doen-si? enz. [pagina 521] [p. 521] 4 's Donderdags, en 's donderdags, Dan was 't den dag van eten, den dag van eten; Si stelden mi al de beentjens voor, En 't vleesch was afgeëten. Doen-si? enz. 5 's Vrijdags, en 's vrijdags, Dan was 't den dag van slapen, den dag van slapen; Mijn wijf was uyt commeeren gegaen, Mijn bed was noch te maken. Doen-si? enz. 6 's Saterdags, en 's saterdags, Dan was 't den dag van renten, den dag van renten; Ic brocht geen enkel oortjen t'huis, Wy vielen aen 't batementen. Doen-si? enz. 7 's Sondags, en 's sondags, Dan was 't den dag des Heeren, den dag des Heeren, Dan deed ik mijn schoen hemdeken aen, Daerop mijn beste kleeren. Doen-si, doen-si, doen-si Jan? Hebben si dat gedaen? - Ja sey Jan. [Woorden en muzyk van eene my onbekende hand geschreven.] Vorige Volgende