Oude Vlaemsche liederen
(1848)–J.F. Willems– Auteursrechtvrij
[pagina 471]
| |
2
Maer, heere, want ik op der aerde moet leven,
Soo laet my matelijck mijn nootdruft winnen;
Ghy kent die broosheyt van mijnen sinnen.
Rijckdom verheft, armoede maect droeve,
Dus gheeft my, heere, slechts dat ik behoeve.
[Livre septième des chansons vulgaires des divers auteurs, à quatre parties. Anvers, de l'imprimerie de Pierre Phalese. De zevende boek werd voor het eerst gedrukt in 1542, te Antw. by Tileman Susato. Zie Bibliotheca Willemsiana, II, No 4813, bl. 168. Dit lied bevindt zich mede in Een duytsch Musijck-boeck..... Gecomponeert by diversche excellente meesters. Tot Loven, by Petrus Phalesius, 1572, in-4o. De muzyk is van Noë Faignient. Zie gemelde Bibl. Willems., II, Ner 4858, bl. 172.] |
|