CLXXXI.
Liermanslied.
1
Dat de lier een wijnvat ware,
'k Zou een lierman willen zijn,
'k Zou dan spelen heel den jare
Zonder moeite, zonder pijn.
2
Dat moeders borsten druiven waren,
'k Zoge heel mijn leven lang,
'k Speelde nooit op lieresnaren,
Maer wel op de wijngaerd-rank.
3
Dat ik eens een meisken vonde
Die kon maken rijnschen wijn,
'k Zou haer vragen goed en ronde
Of zy mijne vrouw wou zijn.
[Door Willems afgeschreven, zonder te vermelden van waer dit lied ontleend is.]