| |
| |
| |
Verslag der commissie
Belast met het onderzoek naer den waren en oorspronglyken Naem der Straten en openbare plaetsen van de stad Antwerpen,
Aen Heeren Burgemeester en Schepenen derzelve Stad.
EDEL ACHTBARE HEEREN!
By Besluit van 26 September 1825, behaegde het Uw Edel Achtbaren, ons tot eene Commissie te benoemen, in last hebbende te onderzoeken in hoe verre de spelling en vertaling van de namen der Straten en openbare plaetsen van Antwerpen, zoo als die tegenwoordig op de registers van de Regering dier Stad gebracht zyn, voor de echte en oorspronglyke zyn te houden; wordende het aen ons overgelaten alzulke voorstellen tot verandering en verbetering van de zelve namen in te dienen, als wy zouden achten met de
| |
| |
oude boeken en de ware beduidenis der zaken overeen te komen; daerby tevens in aenmerking nemende den min of meerder langen tyd, dat de hieromtrent bestaende misbruiken mogen zyn ingeslopen. Het is ons niet doenlyk geweest op deze punten zoo spoedig een verslag in te leveren, als by dat Besluit was begeerd, en wy wel hadden verlangd. Het belang der zake vorderde vele en herhaelde nazoekingen naer echte historische bewysstukken in de Archieven dezer Stad. Inzonderheid moesten de protokollen der scabinale akten, welke in eene onafgebroken orde, van de veertiende tot aen de negentiende eeuw, ten Raedhuize nog aenwezig zyn, mitsgaders de oude en nieuwere wykboeken van Antwerpen, te meermalen worden geraedpleegd. Menig geschilpunt en persoonlyk gevoelen, zoo van vroegere schryvers, als van enkelen onzer, kon ook in onze byeenkomsten niet altyd by eene mondelyke discussie worden opgehelderd, en vereischte nadenken en tyd.
Wy zyn dus te rade geworden een trageren doch verzekerden gang te houden, die onze werkzaemheden
| |
| |
meer waerde kon byzetten, en ook door Uw Edel Achtbaren niet zal misbillykt worden.
Zoo doende hebben wy dan getracht, voor zoo veel het ons mogelyk was, om, alleen door oude en echte stukken, den oorsprong of het herkomen der gedachte benamingen, op wettelyke, of althans aennemelyke, gronden te stellen. En het is ons alzoo gelukt menig valsch stelsel en verkeerd gevoelen der schryvers, en dwalingen van de plaetselyke overleveringen, te recht te brengen. Dit zal Uw Edel Achtbaren onder andere blyken uit de artikels Vlamingsveld en Oudaen.
Edoch, al hebben wy alle reden om over den uitslag van onze navorschingen te vreden te zyn, zoo moeten wy echter volmondig bekennen, dat het eene volstrekt onmogelyke zaek is met zekerheid te bepalen, hoe, door wien, waerom, en wanneer de meeste Straten hare tegenwoordige namen gekregen hebben; vermits er, eensdeels, geen enkel voorbeeld bestaet van een Besluit of Ordonnantie, deswege door het Magistraet uitgegeven
| |
| |
of afgekondigd, en het, anderendeels, blykbaer is, dat zulke namen niet op eens, maer van lieverlede, in gebruik zyn gekomen. Elke nieuwgebouwde straet hiet oorspronglyk Nieuwstraet, of Strate loopende van..... naer..... en verkreeg slechts met der tyd eenen eigen en gezetten naem, naer aenleiding van hetgeen er merkwaerdigst by in 't oog viel, hetzy de opbouwers, eigenaers of inwoonders, als de Pruinstraet, Zuerstraet, Vlemincxstraet, Happartstraet, Rubensstraet, Zwartzustersstraet, Vleeschhouwersstraet; het zy de ligging of strekking, als de Hoogstraet, Koepoortstraet, den Oever; hetzy eindelyk de gebouwen, herbergen, gestichten of andere plaetselyke erkenningen, als de Lombaertstraet, de Beggynestraet, Muntstraet, Breedestraet, Blindestraet, enz. En zoo werd elke straetnaem, zelfs dien van Rubensstraet, door het volk alleen toegekend, allengs in de verkeering aengenomen, en door den tyd gewettigd. Intusschen kan het ook niet betwist worden, dat soms de huizen zoowel naer de straten, als de straten naer de huizen kunnen geheeten zyn; en dit dient men by de opgegevene
| |
| |
namen van huizen, hieronder, niet uit het oog te verliezen. Doch het andere stelsel heeft meer waerschynelykheid, rust meer op de natuer der zaken, en zien wy nog dagelyks in onzen leeftyd bevestigd worden.
Ten aenzien van den tyd en de omstandigheden, aen welke men den oorsprong en het bouwen der Straten zelve hebbe toe te schryven, kan de Commissie geene andere dan algemeene berichten mededeelen, daer de historische bewyzen hiertoe veelal ontbreken. Men heeft gemeend zich daeromtrent te moeten bepalen tot de aenhaling der oudste stukken, in welke van deze en gene straet gewaegd is, zonder zich op te houden by de gissingen van sommige schryvers, hoe achtenswaerdig ook in andere opzichten; doordien zulke gissingen doorgaens op losse schroeven rusten, gelyk voornamelyk het geval is met het Kipdorp en het Klapdorp.
Tot het verkrygen dan van een algemeen denkbeeld wegens de oudheid der Straten, behoeft men zyne
| |
| |
gedachten terug te brengen tot de tyden dat de Stad vergroot werd, en op de gedeelten, onder die vergrootingen begrepen. Het blykt nu, uit alle historische berichten, dat de omvang der Stad, vóór de dertiende eeuw, niet grooter zal zyn geweest dan dat gedeelte hetwelk besloten is tusschen de Schelde, van de Suikerrui af, tot aen de Jesuietenrui, den Goddart, de Koepoortbrug, den Leguit en de St.-Pietersvliet. In den jare 1201, ten gevolge van een open' brief van Hertog Henrik I van Braband, werden de stadsmuren uitgezet, van St.-Jansvliet af, langs de Steenhouwersvest, tot aen de Meirebrug, en van daer langs de Cathelyne- of Kattevest, tot tegen den Goddart; weshalve hierdoor de O.L.V. Kerk binnen de muren werd gebracht.
Eene tweede vergrooting onderging de Stad in 1314 (sommige stellen in 1304) onder de regering van Hertog Jan III, waerdoor toen de vesten werden verlegd van aen St.-Jansbrug, langshenen de poorten van Kroonenburg en St.-Joris, tot aen de tegenwoordige
| |
| |
Roodepoort, van waer zy langs de Ankerrui, de Verwersrui en de Brouwersvliet, tot aen de Schelde voortliepen, het Kipdorp en Klapdorp, met de Faconsplein, insluitende.
Doch in 1543 kon de Stad, door vermeerdering van Koophandel en den toevloed der vreemdelingen, hare inwoonders kwalyk meer bevatten, die zy nog daerenboven tegen de aenvallen van buiten, en namelyk tegen die van Merten Van Rossem, diende te beveiligen. De zoogenaemde Nieuwstad, waer thans de Dokken liggen, werd gebouwd, en Antwerpen verkreeg aldus (het Kasteel, in 1568, door den Hertog van Alva opgericht, niet medegerekend) hare tegenwoordige binnenmuersche grootte.
Vele straten, openbare gestichten en huizen zag men toen opryzen door de onvermoeide vlyt van Gillebert Van Schoonbeke, een' man, wiens nagedachtenis, zoo lang de stad Antwerpen bestaen zal, verdient in eere te worden gehouden. Een oud stuk, ter Archieven
| |
| |
berustende, en dat wy hierachter als eene niet onbelangryke bylage zullen laten volgen, doet de groote verdiensten van dezen Bouwmeester, wien de Stad zoo veel verschuldigd is, naer waerde kennen. Onze tyden leveren weinige voorbeelden op van zulk een ondernemenden geest, als was den zynen. En echter, Gillebert Van Schoonbeke stierf van armoede in het Gasthuis, ten jare 1556, twee dochters nalatende, en in den ouderdom van niet meer dan acht-en-dertig jaren!
Eer wy overgaen tot het hoofdzakelyke van onze verrichtingen, dienen wy nog eene aenmerking in het midden te brengen, nopens de fransche vertaling, sedert ruim twintig jaren onder de nederduitsche namen der Straten op alle hoeken in de stad gesteld. Deze vertaling, blykbaer door zeer onkundige persoonen gemaekt, heeft, onzes achtens, zeer veel kwaed gedaen, daer zy tot vele verkeerde begrippen en misvattingen heeft aenleiding gegeven, zoo als Uw Edel Achtbaren meer in het byzonder zullen vinden aengetoond op de artikels Armenhoekstraet, Vindelingstraet,
| |
| |
Pand, Blindestraet, Oogzettersstraet, Boeksteeg, Rendierstraet, Pruymstraet, Zuerstraet, Oude-Koordemarkt, Kammestraet, Oudaenstraet, Appaertstraet, en andere. De oorspronglyke en historische plaetserkenningen hebben er veel by geleden, terwyl de vreemdelingen er niets by konden winnen. Het belang van dezen vordert toch, dat zy op de eerste aenvrage hunnen weg vinden, waertoe voorzeker eene gebrekkige vertaling hun nog minder te stade zal komen dan hunne gebrekkige uitspraek van den vlaemschen naem, die nogthans door de inwoonders kan worden verstaen. Waer is immers de Antwerpenaer, niet geheel onkundig in de geschiedenis zyner geboorteplaets, die uyt de woorden Rue Isolée, Rue de l'Élan, Rue du Pauvre Coin, Rue des Oculistes, Ruelle du Livre, Rue du Gage, Trou d'Alexandre en diergelyke meer, de Happartstraet, Reynderstraet, Hermanhoecxpoort, Hoochstetersstraet, Boksteeg, Pand, en Sandersgat zal erkennen? Hebben de Franschen, onder ons woonende, ooit geklaegd over hindernissen of moeilykheden in het gebruik der onvertaelde
| |
| |
namen Meir, Kipdorp, Klapdorp, Zierkstraet, Koppenhol, Meirsteeg, Boogkeers, Beukelaerstraet, Schelleken? En is het eindelyk niet belachelyk op de hoeken der straten te moeten lezen: Rue dite Zierkstraet, Rue dite Klapdorp, enz.?
Onze voorouders dachten hieromtrent geheel anders, en hebben, zelfs in den hoogsten bloei van den Antwerpschen handel, toen er voorzeker meer vreemdelingen binnen deze stad kwamen en woonden dan nu, nimmer de noodzakelykheid ingezien, om de straten een' franschen naem te geven. By alle schryvers, ook by den Italiaen Guicciardyn, werden dezelve in het Nederduitsch gespeld, zelfs in de fransche uitgave van des laetstgenoemden Beschryving der Nederlanden, gedrukt by Plantyn, in folio, 1582, waerin hy, van de 212 Straten van Antwerpen sprekende, zegt, dat de voornaemste zyn la Mere, Langenieustrat, Kipdorp, Keiserstrat, Camerstrat, Hoochstrat, enz. Voeg hierby, dat wy gerust de grootste handelsteden van Europa, als met name Londen, Parys, en Amsterdam, waer de
| |
| |
landtael alleen gebruikt wordt, ten dezen tot voorbeeld mogen nemen, en volgen.
Om deze reden, en daer ook eene naeuwkeurige vertaling byna onmogelyk is, zoo zouden wy Uw Edel Achtbaren in bedenking geven, of het niet raedzaem ware, dat de fransche namen wierden te niet gedaen, als aenleiding gevende tot verkeerde opvattingen, en als ongepast zynde in een tydvak, gelyk het tegenwoordige, waerop wy het geluk hebben wederom Nederlanders te heeten, onder een nederlandsch Staetsbestuer te leven, en wy derhalve onze nationale oudheden en tael niet genoeg op prys kunnen stellen.
Na deze voorloopige aenmerkingen aen het oordeel van Uw Edel Achtbaren te hebben onderworpen, gaen wy nu over tot de opgave van onze bevindingen, en het mededeelen van onze gevoelens, wegens de tegenwoordig gebruikelyke namen der Straten, zoo als dezelve ons door Uw Edel Achtbaren in een Lyst zyn opgegeven. In de eerste plaets zullen wy den naem
| |
| |
bovenaen schryven, gelyk dien op de Lyst staet, en naer dezelfde volgorde; vervolgens mededeelen hetgeen de wykboeken hieromtrent aenbieden, indien er namelyk tusschen dezelve en de nieuwere benamingen eenig verschil bestaet, en eindelyk van onzen kant daerby voegen wat tot verdere opheldering der zake dienen mag.
|
|