als onderzoeker-in-opleiding, waar hij verbonden is aan het project ‘Nederlandse literatuur en cultuur in de middeleeuwen’. Hij werkt aan een proefschrift over de overlevering en het functioneren van Middelnederlandse berijmde gebeden.
Dieuwke E. van der Poel (1958) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht, waar zij in 1989 promoveerde op het proefschrift De Vlaamse Rose en Die Rose van Heinric. Onderzoekingen over twee Middelnederlandse bewerkingen van de Roman de la Rose. Zij was enige tijd als universitair docent Middelnederlandse letterkunde verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen en bekleedt thans dezelfde functie aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Zij publiceerde onder meer in De nieuwe taalgids.
J. Reynaert (1945) studeerde Germaanse filologie aan Rijksuniversiteit Gent. Sinds 1970 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de seminaries Middelnederlands en Nederlandse literatuurstudie (nu Vakgroep Nederlandse literatuur) aan de Gentse universiteit. Promoveerde in 1976 op een proefschrift over De beeldspraak van Hadewijch. Publiceerde verder, behalve over het Gruuthusehandschrift, onder meer over Hadewijch, Jan van Leeuwen, Ruusbroec, Jan Praet en Paul van Ostaijen.
Margreet Rierink (1964) studeerde van 1982 tot en met 1987 Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Leiden. Vervolgens was zij twee jaar als assistent-in-opleiding verbonden aan de vakgroep Historische letterkunde van de Universiteit van Amsterdam. Momenteel werkt zij als redacteur bij een internationale uitgeverij. Zij bereidt een proefschrift voor over de lyriek van het Gruuthusehandschrift.
Kees Vellekoop (1940), mediëvist-musicoloog, studeerde muziekwetenschap en violon-cello in Utrecht en historische uitvoeringspraktijk in Bazel. Sinds 1969 is hij verbonden aan de vakgroep Muziekwetenschap van de Rijksuniversiteit Utrecht, waar hij in 1978 promoveerde op het proefschrift Dies ire dies illa. Studien zur Frühgeschichte einer Sequenz. Als mederedacteur verzorgde hij tot nu toe elf delen in de reeks Utrechtse Bijdragen tot de Mediëvistiek.
Werner Waterschoot (1942) studeerde Germaanse filologie aan de Rijksuniversiteit Gent, waar hij sinds 1969 verbonden is aan de Vakgroep Nederlandse literatuur. Hij promoveerde in 1972 op de Poëtische Werken van Jan van der Noot. Daarnaast bezorgde hij tekstuitgaven van Lodewijk van Velthem, Eduard de Dene, Lucas d'Heere en Karel van Mander. Hij is tevens werkzaam als analytisch bibliograaf.
Frank Willaert (1952) studeerde Germaanse filologie te Kortrijk en te Leuven en Medievistiek te Poitiers. Na zijn afstuderen in 1974 was hij achtereenvolgens werkzaam aan de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius te Antwerpen (ufsia), aan de Katholieke Universiteit te Leuven en aan het Woordenboek der Nederlandsche Taal te Leiden. In 1982 promoveerde hij te Leuven over De poëtica van Hadewijch in de Strofische Gedichten. Sinds 1984 is hij als hoogleraar oudere Nederlandse letterkunde verbonden aan de universiteit Antwerpen (ufsia). Behalve over Hadewijch publiceert hij vooral over Middelnederlandse hoofse minnelyriek.