| |
| |
| |
Bordeaux - Parijs achter moto's
In 1932 won Julien Vervaecke Parijs-Brussel met 9 minuten voorsprong, na nagenoeg 150 Km. alleen te hebben afgelegd, en alle aanvallen van de samenwerkende tegenstrevers te hebben afgeweerd.
Later won hij eens den lastigsten rit der Ronde van Frankrijk: Nizza-Briançon, met de beklimming van den Izouard, Allos en Vars.
Julien is nooit geweest wat men in rennerstale noemt: een crack. Maar nu en dan kwam hij toch aan uitslagen, die getuigden van meer athletieke vermogens, dan men hem wilde toekennen.
Hij stierf een zeer treurige en geheimzinnige dood, al weet men met zekerheid, dat er geweld op hem werd gepleegd. Het gebeurde in de eerste dagen van den oorlog, op 27 Mei 1940 als wij ons niet bedriegen.
De Engelschen waren in aftocht voor het aanrukkende Duitsche leger, en bereikten op den vermelden dag de stad Meenen, die. onder het vuur der kanonnen werd genomen, en de bombardementen der vliegers. Julien was, met zijn familie en nog andere geburen, zich in een kelder gaan verschuilen. Van daar uit kon hij zijn huis zien. Op een gegeven oogenblik ziet hij zijn meubelen buiten brengen. Hij verlaat de kelder om te gaan protesteeren, en van sedertdien heeft men zijn spoor verloren, al vernam men later, dat hij dood gevonden werd op enkele kilometer van Meenen, in Noord-Frankrijk.
Arme jongen, hij verdiende werkelijk een beter lot!
Een ander goed renner, Georges Lemaire, die in 1932 het kampioenschap van België op de baan won, kwam later op een min brutale maar toch zeer tragische wijze om 't leven. Hij betwistte namelijk het interclubkampioenschap op de baan Brussel-Leuven, en onderwege kwam hij in
| |
| |
botsing, zoo dat hij een schedelbreuk opliep, waaraan hij enkele dagen later bezweek, tot meerder treurnis zijner jonge vrouw en eenig kind.
Lemaire was niet een Romain Gijssels, maar bij wijlen haalde hij het toch tegen de besten, lijk in dat kampioenschap van België in 1932. Hij was een buitengewoon ridderlijk renner, en zeer sympathiek van voorkomen.
Aan hem verloor de Belgische wielerwereld een zijner schoonste figuren!
* * *
De twee eerste groote koersen van 1933 waren: Parijs-Nizza in 5 ritten, en de Ronde van Vlaanderen. Ze werden alle twee gewonnen, en op schitterende wijze, door Fons Schepers. Dan kwam Parijs-Robaais met de nationale overwinning van Sylveer Maes, en Julien Vervaecke op de tweede plaats. En dan?... Dan was 't de eene nederlaag na de andere, namelijk in Parijs-Brussel, waarin de Fransche renner Barthelemy won, waarop niemand rekende, lijk Merviel iedereen verrastte in Parijs-Tours. Mithouard in Bordeaux-Parijs en Speicher in 't wereldkampioenschap. Om nu samen te vatten komt het hierop neer: we zetten het jaar triomfantelijk in, en eindigden op zeer triestige wijze.
Hoe dat kwam?... De jongere Fransche renners. die van beter gehalte waren als hun voorgangers, en d'onzen die wel min of meer teerden op verworven roem en eei.
Ik herinner me te hebben geschreven, vijf dagen na de Ronde van Vlaanderen. en twee dagen vóór Parijs-Robaais:
- 't Zal 't eene of 't andere zijn: Sylveer Maes wordt een groot kampioen, ofwel zal hij verloren loopen tusschen de bende renners van dewelke men zegt: ze rijden niet slecht! Wij gelooven eerder aan 't eerste, en 't zal niet lang duren eer we 't weten.
En wat gebeurt er in Parijs-Robaais? We zijn pas 10 Km.
| |
| |
ver, of daar demareeren Julien Vervaecke en Sylveer Maes, andere deelnemers vervoegen hen, en de twee voornoemden verweeren zich lijk duivels in gewijd water, zoodat we er de bemerking bij mieken:
- Ge moet werkelijk gek zijn, om zoo voorbarig te werk te gaan!
Ze werden weer ingeloopen, maar later, ergens rond Doullens, zijn zij opnieuw bij deze die hun heil zochten in eene ontsnapping. Na wat verwikkelingen van allerlei aard, kregen we ten slotte te Arras aan de leiding: de onbekende Abandis, de veelbelovende Toon Magne, Julien Vervaecke en Sylveer Maes. De vier die aan den eigensten streng trokken, in voorwaartsche richting, zoodat de groep weldra 2 minuten achterstel had.
Dan kwam de tegenaanval te Henin Liétard, met een nog hardnekkiger verweer van de leiders. Romain Gijssels, die 't gevaar snapt, en meent dat de tijd gekomen is, om de beslissende tegenaanval te doen: ‘al of niet!’
Karel Pélissier is de eenige die hem volgen kon, en de twee naderen met reuzenschreden. Maar Alcyon gaat Maes en Vervaecke verwittigen, en deze die op hun beurt een ‘al of niet’ uithalen. De strijd is werkelijk boeiend en zoo hardnekkig als ongenadig. Abandis moet weldra lossen, en te Carvin begeeft Magne op de slechte steenen. Gijssels nadert geweldig. Hij is nu alleen, want Pélissier leed bandbreuk. Hij komt over Abandis en Magne tot op 100 meter van Maes-Vervaecke, en dan?... Dan heeft hij bandbreuk. Van zijn sportbestuurder krijgt hij een ander wiel; zoodat hij niet herstellen moet, wat hem toelaat slagveerdig te zijn tegen dat de groep aankomt. Wat verder ontsnapt hij opnieuw uit die groep, maar dan komt de genadeslag: een tweede bandbreuk, die hem voorgoed uitschakelt. De groote bende nadert tot op nagenoeg 200 meter van Maes-Vervaecke, maar dan? Dan halen deze twee er de laatste kruimelkens macht uit. En 't is met 1 minuut 53 sekonden
| |
| |
voorsprong op den groep, dat Sylveer Maes de aankomstlijn overschrijdt, terwijl zijn dappere strijdmakker Julien Vervaecke volgt op 10 meter.
Dit slottafereel van Parijs-Robaais, was werkelijk prachtig en boeiend, en bij wijlen heb ik meer gevreesd dan Maes en Vervaecke zelf, want ik verduik het niet: die koers was meer dan een wedloop over 268 Km., het was een soort match tusschen Frankrijk en België om 't meesterschap, en nog meer tusschen de jongere renners en de oûwere generatie. Ik herinner mij nog altijd dat stuk weg, tusschen Seclin en Wattignies, met die lange reeks van auto's, die lijk een verbinding wilden leggen, tusschen de achtervolgers en achtervolgden. Inderdaad, wij die bij de achtervolgers bleven, joegen gedurig en standvastig de vóór hen rijdende auto's op, zoo dat er altijd een afstand van 100 meter over bleef, tusschen de laatsten dier auto's en de eersten der renners. Zonder dat?... Als de achtervolgers ooit in 't vaarwater der auto's gerochten, dan was 't gedaan met de leiders, die 't pleit moesten verliezen, omdat al die volgende auto's zooveel gangmakers zouden geworden zijn, ten bate van de achtervolgers. Dat wilden we beletten, en we slaagden er ook in. Misschien weet Sylveer Maes het nog altijd niet, dat wij op die wijze geholpen hebben aan zijn zege in Parijs-Robaais?...
* * *
We verloren, schreven we al, nadien Parijs-Brussel en Parijs-Tours. Dan kwam Bordeaux-Parijs, dat ‘we niet konden verliezen met Romain Gijssels’, die dan ook algemeen als groot favoriet vertrok.
Wij zelf, wij rekenden er zoo stellig op dat Romain zou winnen, omdat we die zege noodig hadden in dien match tusschen Franschen en Belgen. Want in dat teeken waren de groote klassieke koersen-van Frankrijk komen te staan.
| |
| |
Men vroeg niet meer: wie wint dat? Maar wel: wordt het een Fransche of Belgische overwinning?
Bordeaux-Parijs werd betwist naar de volgende formule: 260 Km. naar Poitiers lijk een gewone koers. Daar, te Poitiers, zouden de renners achter hun gangmakers rijden, op kleine motoren gezeten.
Tegen alle verwachting in, was het de Franschman Mithouard, die de zege behaalde, en op klinkende wijze, met 7 minuten voorsprong op Van Rijsselberghe en 8 minuten op Romain Gijssels.
Mithouard nam onmiddellijk voorsprong bij het opkomen der gangmakers, en iedereen die 't wist, dat hij het niet uithouden zou, want Gijssels, die wat trager onder stoom kwam, daagde uit de diepte van den achtergrond op, om te Tours maar 3 minuten achterstel meer te hebben, en in tweede positie te volgen.
Op dat oogenblik stond het vast bij alle volgers: Gijssels zou Mithouard overrompelen. Maar het tegenovergestelde dat gebeurde, want op 't laatste van den rit, verhoogde de Franschman zijn voorsprong, terwijl Gijssels overstoken werd door Bernard van Rijsselberghe.
Ik hoor het Gijssels nog zeggen na afloop:
- Mithouard?... Inderdaad, voor de wereld die uitslagen leest, is Mithouard de overwinnaar. Maar voor ons, die in den ‘dans’ zaten. en den strijd mee hielpen uitvechten, voor ons zijn Henri en Frans Péissier de overwinnaars. Zij zijn de leiders geweest, die 't gepaste verzet wisten te kiezen. en Mithouard zoodanig bezielden dat deze blindelings gehoorzaamde.
Daar is wel iets van, want wij weten het nog gebeuren, boven op den berg van Buc, zijnde nagenoeg 20 Km. van de aankomst: Mithouard had meer dan 10 minuten voorsprong en de aankomst zoo nakend. Maar dien berg?... Die haalde nu eenmaal het laatste kruimelke van macht en weerstandsvermogen uit zijn organisme, hij zoo ver dat,
| |
| |
boven gekomen, hij zijn hoofd op den schouder van zijn gangmaker Henri Pélissier ging leggen, en zich zoo heel zachtjes op den grond en van zijn rijwiel liet zakken.
Hij lag op den grond, deed zijn oogen toe, en...
-Laat me gerust, want ik kan niet meer!
't Is al wat er uit kwam. Frans Pélissier stapte uit zijn auto, nam Mithouard in zijn armen, zette hem op het rijwiel, gaf 'nen duw, en instinktmatig zette deze zich weer in gang, zonder dat hij werkelijk wist wat hij deed. Henri Pélissier die hem als gangmaker diende, wist hem met aanmoedigende bewoordingen dusdanig op te beuren, dat Mithouard van lieverlede weer aan een ‘40 per uur’ gerocht, en ten slotte zegevierend het Prinsenpark te Parijs binnen reed.
Ik zie hem nog al zwijmelend van zijn rijwiel komen, en zelfs de geestdriftigste toejuichingen van de 60.000 aanwezig zijnde toeschouwers, lieten hem koud en onverschillig, omdat hij zoo uitgeput was en ten einde krachten.
Dat slottafereel van Bordeaux-Parijs was werkelijk tragisch.
* * *
Hier nu een paar aanmerkingen:
Het was de tweede maal dat de kleine moto's dienst deden, als middel van gangmaking in Bordeaux-Parijs. En het was de eerste maal dat een deelnemer zich bediende in dien koers, van het zoo pas uitgevonden versnellingsapparaat, waarvan Mithouard zich op bijzonder behendige wijze wist te bedienen, wat hem des te meer van nut was, omdat een geweldige wind in medegaande richting blies.
Hij reed met 26 × 6 en met pistetuben van 160 gram. Deze die van 't beroep zijn, of renner waren, die zullen het weten: welk een waaghalzerij dat beteekent.
't Is dank aan dat versnellingsapparaat dat hij zooveel voorsprong nam, bij het optreden der gangmakers. Men
| |
| |
vreesde wel - ik was er ook een van - dat hij die voorbarige inspanning zou bekoopen, maar 't gebeurde niet. In dien koers hebben Henri en Frans Pélissier bewezen, dat hun bevindingen van dien koers, goed te pas kwamen, want ze legden werkelijk van technisch standpunt beschouwd, een onbedingd meesterschap aan den dag.
Ter waarheidswille moet er bij gevoegd: dat Mithouard ten toppen uit ledig gereden was. Want het heeft vele maanden geduurd, eer hij zich van die geweldige inspanning herzette.
Het eigenste verschijnsel 't jaar nadien met Noret. Het was ook zijn eerste keer dat hij Bordeaux-Parijs betwistte.
- En als ge wilt winnen, zegde Mithouard hem, dan zet ge u te Bordeaux in den zadel, en stopt van denken en overwegen of overleggen. Laat alles over aan Henri en Frans Pélissier. Die zullen voor u denken en beleggen. Gij zult u vergenoegen met te duwen, en 't is de eenige manier om te winnen.
Ende het gebeurde zoo. Noret won Bordeaux-Parijs, lijk het van hem moet gezegd: dat hij nadien nooit meer is geweest, wat hij beloofde te worden. Had hij misschien meer gedaan dan hij vermocht? Misschien wel. Maar 't is eender: zijn naam prijkt op de eerelijst van Bordeaux-Parijs, lijk wij het weten: dat de twee Pélissier's hun: leeuwenaandeel hadden in die zege. 't Verschil ligt hierin: dat de geschiedenis wel van een Noret zal spreken, maar niet van de Pélissier's.
* * *
Na de zegevierende aankomst van Noret - dat was in Bordeaux-Parijs van 1934 - eischten de toeschouwers - minstens 50.000 in getal - dat de twee Pélissier's eene eereronde zouden doen. Want dat zij de bewerkers waren der overwinning van Mithouard en Noret, dat wist het publiek maar al te goed.
| |
| |
Een Fransch journalist kreeg ze tot bij den luidspreker, en stelde hen voor de vraag:
- Het Fransche Volk zou het toch zoo geeren vernemen, hoe gij er toe gekomen zijt, die twee renners die Mithouard en Noret noemen, te voren schier onbekend, en in geen geval beroemd, zegevierend over de meet te leiden?
- Dat is ons geheim en daar heeft niemand zaken mee!... was het zoo kordaat als overmoedig antwoord van Henri.
In andere omstandigheden zou de massa, om zulk een uitdagend als onbeschoft antwoord hebben gejouwd. Hier werd geestdriftig goedgekeurd. De roes der overwinning die tezelfdertijde de heropstanding der Fransche spierkracht beteekende, hong die toeschouwers in het hoofd, en de twee Pélissier's waren de verafgoodde artisten, die zich alles veroorloven mochten op dat oogenblik. Vermits zij de zege brachten, en eene kentering naar omhoog, in de Fransche Wielerbeweging.
Ter waarheidshalve moet het gezegd: zij kenden er iets van. Zeer veel zelfs, en bewezen, althans in die' twee Bordeaux-Parijs, dat zij de andere Sportbestuurders den baas waren, al hadden deze nochtans ook veel ondervinding en beroepskennis.
- Geef me een renner met een groot hert, en een groot verzet achter die kleine moto's, en ik win voor hem Bordeaux-Parijs, zei Henri Pélissier eens.
- Om Bordeaux-Parijs te winnen, zegde Frans, moet ge jonge renners hebben, met onaangetaste reserven van energieën, en die blindelings willen gehoorzamen! Mitsgaders die voorwaarden kunt ge mirakelen verrichten!
Zij hielden het dus bij de leering dat er meer kan verwezenlijkt met de innerlijke mensch die sterk wil, dan met de athleet die hard kan duwen.
Is precies niet altijd en overal waar geweest, maar toch is er iets van. Ten andere, zij zelf, de drie Pélissier's, zijn de levende beelden geweest van athleten, die noch buik
| |
| |
noch bil hadden, geen vleesch om 't lijf, en geen schouders onder den kop.
- Ga er voren staan, zei Henri Desgrange van hen, en bekijkt ze goed: noch vorm noch gewicht, noch uitzicht. Maar dat hert?... Zoo groot als een arsenaal met onmeetlijke en ontplofbare energieën!
Henri, Frans en Karel Pélissier hebben werkelijk wonderen verricht op Wielergebied!
En zoo wel in woelige als rustige omstandigheden, wisten ze zich op zeer bijzondere en soms ophefmakende wijze te onderscheiden! |
|