Door Amerika
(1892)–C.J. Wijnaendts Francken– Auteursrecht onbekend
[pagina 280]
| |||||||||||||
Bijlage F.
| |||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||
verschil met den localen tijd zal binnen elken gordel hoogstens ½ uur bedragen. Verder heeft men dan bij het reizen naar O. en W. slechts bij het passeeren van een gordelgrens, d.i. slechts éénmaal bij elke 15o, zijn horloge juist één uur te verzetten. Wel is waar zullen ook dan de uren over de aarde op éénzelfde tijdstip verschillend zijn, maar overal zullen minuten en seconden overeenkomen. Staan wij nu eerst een oogenblik stil bij den grondmeridiaan. Niettegenstaande de hardnekkige tegenkanting van Frankrijk, o.a. op het groote internationale congres te Washington (1-22 Oct. 1884), heeft men algemeen als zoodanig dien van Greenwich aangenomen en begint men dus van daaruit O. en W. te tellen. Het oostelijk halfrond laat men dan in het westen beginnen bij 20o W.L., omdat anders niet geheel Europa en Afrika er binnen zouden vallen. Om verder voor die beide werelddeelen de lastige dubbele nomenclatuur met O.L. en W.L. te vermijden, verdient het ten zeerste aanbeveling den nulmeridiaan te plaatsen hetzij op 20o W.L., hetzij op 180o W.L. van Greenwich en dan in laatstgenoemd geval te tellen tot 360o, waarbij dan tevens de onderscheidene bijvoeging O.L. en W.L. geheel kon ontbreken. De rekening met tijdgordels werd het eerst ingevoerd in Amerika in 1883. Door de ontelbare spoorwegen en de enorme uitgestrektheid van het land had men er dáá dan ook de meeste aanleiding toe en het grootste belang bij. De breedtedimensie der Vereenigde Staten is zóó groot, dat zij zich over vier gordels uitstrekt, wier tijd met de volgende benamingen wordt aangeduid:
Ten slotte willen wij hier nog vermelden, dat ook is voorgesteld den dag in plaats van 2 × 12 in 24 uren te verdeelen en daarmede onduidelijke dubbelzinnigheden en verwarring te voorkomen. Op de Canadian Pacific is dit stelsel reeds ingevoerd. Men begint dan te tellen bij middernacht, want ofschoon in de scheepvaartkunde | |||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||
op den middag wordt aangevangen in verband met de bepaling der zonshoogte, - zoo is toch voor het dagelijksch leven verre verkieselijk, dat de datum gedurende den nacht verspringt. Bij eene dergelijke telling bekomen dus alle uren na den middag cijfers, hooger dan twaalf. Om haar voor te bereiden en langzamerhand ingang te doen vinden, kan men beginnen met op de wijzerplaat der klokken een dubbelen cijfercirkel, den eenen om den anderen heen of beide in een spiraal in elkander overgaande, aan te brengen. Op die wijze behoeven de klokken en horloges hoegenaamd niet in constructie veranderd te worden. Natuurlijk zou men ook den omtrek in eens in 24 gelijke stukken kunnen verdeelen, maar dit is minder aan te raden, daar de afstanden tusschen de opeenvolgende uuraanduiding te klein en te onduidelijk zouden worden en de constructie der instrumenten dan wèl gewijzigd zou moeten worden. Verder zou men - vooral ter wille van vreemdelingen - op de publieke klokken het verschil van den gordeltijd met den localen tijd op eenvoudige wijze kunnen aanduiden door een over de wijzerplaat getrokken, duidelijk zichtbare straal, wier snijpunt met den omtrek op den cijfercirkel het minutenverschil aanwees. |