maar over de Westelijke is mij in onze letterkunde nog geen enkel bekend, en juist aan die laatste is mijn boek hoofdzakelijk gewijd. Boissevain vertelt ergens dat hij, in Chicago aangekomen, de keus had tusschen het Zuiden en het Westen en toen het eerste koos. Zelf voor ongeveer diezelfde keus gesteld, viel de mijne juist omgekeerd op het Westen; want dit is het minst geïnfluenceerd door Europa en heeft zich het meest vrij en zelfstandig ontwikkeld, of zooals James Bryce zegt: ‘the West is the most American part of America; that is to say, the part where those features which distinguish America from Europe come out in the strongest relief.’
Bij de op handen zijnde wereldtentoonstelling te Chicago is het niet onwaarschijnlijk, dat meer Nederlanders dan gewoonlijk de Vereenigde Staten zullen opzoeken en, nu zij toch eenmaal zulk een verre reis daarheen gemaakt hebben, allicht nog wat verder naar het westen zullen afdwalen. Voor hen zou wellicht eenig nut uit mijn boek te trekken zijn; want de reisgidsen voor Amerika zijn nog zeer onvoldoende en zelfs dat van Appleton is zoo onvolledig, dat het moeielijk aanspraak zou kunnen maken op den titel van ‘Amerikaanschen Baedeker.’
Mochten de navolgende hoofdstukken bevonden worden eenigszins in evenredigheid te staan tot de belangrijkheid der onderwerpen, die zij behandelen, dan ware de arbeid, aan hunne samenstelling besteed, ruimschoots beloond.
Sept. 1892.
Wijnaendts Francken.