| |
| |
| |
Van de vaste medewerkers Nederlands: Jeugdboeken
Kinderboekenweek 1977
Volwassen
jurering kontra kinderjurering
Van 19 tot en met 29 oktober is het weer kinderboekenweek. De eerste
drie dagen vallen in de herfstvakantie, de rest is een gewone schoolweek. U
heeft dus ruim de mogelijkheid in te haken op de aktualiteit van de
kinderboekbeoordelingen. Ik kan u aanraden een of meerdere klassegesprekken te
wijden aan de boeken die in deze bespreking aan de orde komen (Barnard,
Beckman, Dubbelboer en Nowee zijn geschikt voor de brugklas; Procházka en
Wernström voor klas 2 en 3).
De kriteria aan de hand waarvan men een bepaald boek goed of slecht
vindt, lopen deze keer zo uiteen dat een eigen positiebepaling een levendige en
zinvolle diskussie kan opleveren.
Dit jaar zijn door de volwassen jury bekroond:
Gouden Griffel:
H. Barnard Kon Hesi Baka, Kom gauw terug,
Unieboek, Bussum |
Zilveren Griffels:
1 | J. Cressey De rattenvanger, Lemniscaat,
Rotterdam |
2 | R. Dahl Daantje, de wereldkampioen, De Fontein,
De Bilt |
3 | R. Gernhardt Wie dit leest, is het vierde beest,
Bruna, Utrecht |
4 | W. Hofman Wim, Unieboek, Bussum |
5 | G. Kuijer Grote mensen daar kun je beter soep van
koken, Querido, A'dam |
6 | J. Prochàzka Milena, Leopold, Den Haag |
7 | M. Sachs Het boek van Dorrie, Querido, A'dam |
8 | D.B. Smith We gingen bramen plukken, Querido,
A'dam |
9 | S. Wernström De vergeten hacienda, Holland,
Haarlem |
Gouden penseel:
Max Velthuys voor illustraties bij Het goede monster en
de rovers van W. Junk. |
In het lijstje zitten opvallend veel boeken met een moderne
thematiek: de aanpassingsmoeilijkheden van Surinamers in Nederland (Barnard),
de liefdeloosheid van de volwassen wereld (Hofman), het onbegrip van de
volwassen wereld (Kuijer), de emancipatie van een meisje (Prochàzka), jaloezie
van een enig kind bij gezinsuitbreiding (Sachs) en ten slotte een stukje
bescha- | |
| |
mend blank kolonialisme (Wernström).
De prentenboeken heb ik buiten beschouwing gelaten. Het enige boek
dat duidelijk niet in dit rijtje past, is het nonsensverhaal van R. Dahl.
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat er grote nadruk is
gelegd op de progressiviteit van het onderwerp.
Twee van deze boeken staan dit jaar ook op het lijstje van de
kinderjury van Schagen. Kon hesi baka, kom gauw terug vinden
ze ‘wel aardig’, maar Wim wordt door hen radikaal afgewezen!
Voor kinderen gelden kennelijk andere kriteria dan het al of niet aanwezig zijn
van een progressieve maatschappijvisie. In het onderstaande verslag van het
werken met de kinderjury van dit jaar, ga ik nader in op de deels onbewuste
kriteria die zij bij hun boekbeoordeling hebben gehanteerd. Voor de kinderjury
hebben zich ruim twintig kinderen (vijftien meisjes en zes jongens) in de
bibliotheek ter plaatse gemeld. Ze komen van verschillende typen lager
onderwijs (bijzonder, openbaar en jenaplan). Vijftien van hen zitten nu in de
brugklas.
Bij de start is hun leesfrekwentie en hun leesvoorkeur gepeild. Het
aantal boeken dat zij gemiddeld per maand lezen varieert per kind van drie tot
en met zestien (!) met een gemiddelde van zes à zeven. Het merendeel is verzot
op serieboeken: meisjespockets, Arendsoog, Kameleon e.d. Verder werden genoemd:
strips, geschiedenisboeken, sprookjes.
We hebben de volgende boeken besproken:
1 | H. Barnard Kon hesi baka, kom gauw terug |
2 | T. Beckman Geef me de ruimte |
3 | B. Dubbelboer Joël en de veenheks |
4 | W. Hofman Wim |
5 | P. Nowee Arendsoog in duplo |
6 | S. Schell Mijn Timmetje |
7 | R. Törnqvist Ze snappen er niets van |
8 | J. Vriens Die rotschool met die fijne klas |
De bespreking geschiedde aan de hand van dezelfde vragenlijst als
vorig jaar (uiterlijk, inhoud, personen, schrijver, taal en eigen mening: zie
Levende Talen 320, oktober 1976).
Het Arendsoogboek en het boek van Thea Beckman staan niet op de
kinderjurylijstjes van de grote steden, omdat men daar geen serieboeken
accepteert (Geef me de ruimte is deel 1 van een trilogie).
Het feit dat een boek al of niet een serieboek is, vinden wij op zich geen
argument het boek uit te sluiten. Daar het hier juist gaat om véél gelezen
boeken, vinden wij het zinvol om ze op dezelfde wijze als de andere boeken in
de groep te bespreken. Al gauw bleek dat ook de juryleden op dit punt geen
onderscheid maakten en deze boeken even kritisch bekeken.
Mijn eigen indrukken naar aanleiding van het werken met een
kinderjury zijn de volgende.
1 | Kinderen zijn erg kritische lezers. De kleinste foutjes in bijv.
de illustraties of in het verhaal zelf vallen hen op. |
2 | Kinderen zijn behoorlijk eerlijk en spontaan in hun mening. Wel is
hun mening vrij radikaal. Als ze een boek niet mooi vinden, deugt er ook al
gauw niets meer van. Andersom idem. |
3 | De wereld in het verhaal heeft voor veel kinderen een andere
waarde dan de werkelijkheid om hen heen. Vooral dit jaar zijn ze vaak
gestruikeld over de onkonventionele daden en over het in hun ogen groffe
taalgebruik in de boeken. Iets wat gedrukt staat heeft voor hen de status van:
dat is geoorloofd, dat mag. ‘Je kunt zomaar niet alles in een boek schrijven!
Het moet een beetje netjes blijven.’ |
4 | Kinderen zijn konservatieve lezers. Ze grijpen vaak naar het
bekende. Vandaar ook de populariteit van serieboeken. Meerdere keren heb ik de
opmerking gehoord: ‘Ik zou het zelf niet uit de kast pakken, maar het is toch
hartstikke mooi. Misschien dat ik nu de volgende keer wel iets dergelijks zal
nemen.’ |
5 | Boekbespreking in een groep is bijzonder geschikt om de kinderen
eens met iets nieuws te konfronteren en om hen leeskritisch te maken. Ze vinden
het zelf erg leuk, dus het leesplezier is gewaarborgd. |
6 | Op geen van de scholen die de kinderen bezoeken, wordt gerichte
aandacht besteed aan jeugdboeken. Een treurige zaak juist met het oog op punt 4
en 5. |
N.B. Deze indrukken dienen natuurlijk niet absoluut te worden
gesteld. Er zijn beperkingen van tijd en ruimte en de nuance per kind is
groot.
Hier volgen hun juryrapportjes. Bij de samenstelling daarvan heb ik
zoveel mogelijk gebruik gemaakt van hun eigen woorden.
| |
Rapportjes kinderjury Schagen
1977
1.
Kon hesi baka, kom gauw terug
Schrijver:
Henk Barnard
Tekenaar: Reintje Venema
Uitgever: Van Holkema & Warendorf, Bussum 1976. | |
| |
Georgien en haar broertje Herwin wonen in Suriname. Jaren geleden is
hun vader naar Holland vertrokken. Omdat ze niets meer van hem horen en omdat
moeder geen werk kan vinden, vertrekt ze naar Holland. Georgien woont zolang
bij haar oom op het platteland van Suriname. Als hun moeder voldoende geld
heeft voor hun overtocht, komen ook Georgien en Henwin naar Nederland. In het
begin vindt Georgien het daar leuk. Maar al gauw besluit ze naar Suriname terug
te keren zodra ze verpleegster zal zijn geworden.
We zouden het boek zelf niet uit de kast pakken: de titel spreekt
niet aan. Boeken over Suriname spelen zo veraf en zijn vaak saai. De vlekkerige
illustraties zijn niet zo mooi, sommigen vinden ze kinderachtig. Het verhaal
kan echt gebeurd zijn, omdat er de laatste jaren veel Surinamers naar Nederland
zijn gekomen. Het verhaal over die ‘wisi’ vinden we wel heel toevallig als het
echt gebeurd zou zijn. De schrijver is erg tegen rassendiskriminatie en wil de
Surinamers ook eens naar voren halen. Onze mening over de Surinaamse kinderen
is door het lezen van het boek niet veranderd: we vonden ze al heel gewoon. Die
stukjes over de geschiedenis van Suriname kunnen beter in één verhaal in het
begin staan. Nu sloegen we ze steeds over, anders raakten we de draad kwijt.
Dat Georgien toch terug wil gaan naar Suriname vinden we een goed slot. Velen
missen spanning in het boek. Anderen vinden het wel een aardig boek. Het krijgt
een 7. Voor kinderen van 9-12 jaar.
| |
2
Geef me de ruimte
Schrijfster:
Thea Beckman
Omslag: G.G.F. van Vliet
Uitgever: Lemniscaat, Rotterdam 1976.
De vijftienjarige Marije vlucht uit Brugge, omdat ze moet trouwen met
een geniepige jongen. (Het verhaal speelt in de veertiende eeuw.) Ze vlucht
naar Frankrijk dat oorlog voert met Engeland. Door een toeval ontmoet ze
Berton, een rondtrekkende troubadour, die gewond van een slagveld komt. Samen
ontmoeten ze Jean D'Ailly. Met z'n drieën trekken ze al zingend en spelend
rond. Later nemen ze de achtjarige weesjongen Matthis als pleegzoon op. Ze
maken de verschrikkingen van de honderdjarige oorlog mee en moeten vechten voor
hun bestaan.
De meesten van ons zouden het boek zelf uit de kast pakken, omdat het er
spannend uitziet en velen de schrijfster al kennen. Sommigen vinden het boek te
dik. Anderen missen de illustraties binnenin. De nieuwe voorplaat bij de derde
druk is wel mooier, maar we zouden het iets minder snel pakken. Het verhaal is
mooi, spannend, leerzaam, droevig en ontroerend. De honderdjarige oorlog tussen
Engeland en Frankrijk is waar gebeurd. De schrijfster heeft alle enge en
vreselijke dingen gelukkig ‘netjes’ verteld.
Die Franse woorden zijn soms wel moeilijk. Sommigen van ons vinden de
beschrijvingen af en toe te lang, anderen vinden die stukken juist fijn om te
lezen. Het hoofdstuk over Matthis komt wel erg onverwachts, vinden we. Maar
verder vinden we het een geweldig goed boek. De schrijfster weet erg veel van
de geschiedenis en van Frankrijk af. (Bijna niemand van ons heeft trouwens de
verklaringen achterin gelezen!) Ze kan kostelijk vertellen en heeft er enorm
plezier in. We zullen haar erg graag eens willen ontmoeten. Het boek is voor
kinderen vanaf 11 jaar en het krijgt van ons een 9 1/2!!!
| |
3
Joël en de veenheks
Schrijver:
B. Dubbelboer
Omslag: Reint de Jonge
Uitgever: Westfriesland, Hoorn 1976.
In de tweede wereldoorlog moeten Joël en zijn ouders onderduiken omdat
ze joods zijn. Net voordat ze vertrekken worden ze opgepakt door de Duitsers,
maar Joël weet tijdig te ontsnappen. Hij vlucht, maar zijn vriend Henk weet hem
terug te vinden. Met behulp van de vader van Henk duikt hij onder. Hij wordt
verraden door een klasgenoot en moet ergens anders heen. Na nog een keer
vluchten komt hij bij de ‘veenheks’. Ze wordt zo genoemd omdat ze zo lelijk is
en zo eenzaam in het veen woont. Haar man is Duitser, maar die verraadt Joël
niet. Als de man sterft, wordt de veenheks ziek van ellende. Joël besluit zijn
leven te wagen en gaat naar het dorp om een dokter te halen. Als hij in het
dorp komt, blijkt dat er al een week geleden bevrijding was! Zijn ouders leven
gelukkig nog. De veenheks mag bij Joël en zijn ouders komen wonen.
Boeken over de tweede wereldoorlog vinden wij altijd erg mooi en
spannend, omdat het echt gebeurd is. De schrijver heeft vast zelf de oorlog
meegemaakt en geholpen met onderduiken. Hij laat zien dat er ook goede Duitsers
waren en dat vinden wij erg goed. De titel lijkt in het begin niet goed omdat
de veenheks pas op het laatst verschijnt. | |
| |
Maar omdat ze zo'n belangrijke rol speelt, mag ze toch wel genoemd
worden. Dat die Duitse zinnen niet steeds vertaald worden, vinden sommigen van
ons jammer. Het boek is erg spannend en vooral het slot is ontroerend. Het is
ook wel een beetje een belangrijk boek. Geschikt voor 10-14 jaar en goed voor
het cijfer 9.
| |
4
Wim
Schrijver:
Wim Hofman
Tekeningen: Wim Hofman
Uitgever: Van Holkema & Warendorf, Bussum 1976.
Wims ouders zijn zo'n beetje half gescheiden. Ze hebben vaak ruzie.
Vader heeft een nieuwe vriendin en moeder een nieuwe vriend. Wim heeft een
vervelende broer Hein die hem altijd pest. Later merkt Wim, dat Hein deel
uitmaakt van een zogenaamde ‘kwartiergroep’, een soortement boevenclub. Wim
wordt vreselijk door hen dwarsgezeten. Als niemand meer aardig tegen hem doet,
loopt Wim weg. Hij rijdt met een vrachtwagen mee. Hij komt bij een bos en
verschuilt zich. Een meisje van een boerderij uit de omgeving laat hem in de
schuur slapen. Later komt de vriendin van zijn vader hem halen en zij belooft
hem, dat Wim met hen op vakantie mag.
Wij vinden het geen van allen een mooi verhaal. De titel zegt weinig en
de omslag spreekt niet aan. Ook op de plaatjes binnenin zijn alleen maar op een
kinderachtige manier wat voorwerpen getekend door de schrijver zelf. De
hoofdstukken volgen soms helemaal niet op elkaar en ze hebben gekke titels. In
het verhaal is veel te veel beschrijving, dat maakt het zo sloom. Het kan wel
echt gebeurd zijn. Maar dan eerder in een achterbuurt van een grote stad dan in
onze eigen omgeving. Alhoewel ruziënde vaders en moeders ook bij ons voorkomen.
Maar wij vinden het taalgebruik te grof en een blikje wormen koken en vliegen
vleugeltjes uittrekken vinden we sadistisch en gemeen. De schrijver (Wim) had
misschien zelf een nare jeugd en hij houdt vast niet van grote mensen. Het is
geschikt voor kinderen van 9-11 jaar. Maar wij zouden het niet aanraden, omdat
er te weinig spanning in zit en wij het gewoon een stom boek vinden. Een 5.
| |
5
Arendsoog in duplo
Schrijver:
P. Nowee
Tekeningen: Hans G. Kresse
Uitgeverij: Malmberg, 's-Hertogenbosch 1976
a Het raadsel van de Rode Rivier
Arendsoog en Witte Veder vinden in de struiken bij de Rode Rivier
spullen van Jef Hunting, een beruchte bandiet. Iedereen is opgelucht, want men
denkt dat hij is verdronken. Arendsoog ontdekt dat hij niet is verdronken maar
vermoord. Er is namelijk een bende die een ranch wil hebben, omdat daar goud in
de grond zit. Arendsoog en Witte Veder rollen de bende op.
b De strijd om de Woodson-Ranch
Dit tweede verhaal gaat ook over een bende die een ranch wil hebben
omdat er goud in de grond zit. Na de dood van de eigenaar komt de ranch aan
zijn eerstgeboren zoon. De jongen die zich daarvoor uitgeeft, blijkt een
bandiet te zijn. Na (alweer) een lawinetje van gebeurtenissen komen Arendsoog
en Witte Veder achter de waarheid.
Arendsoogboeken zijn altijd erg spannend en avontuurlijk. De meesten van
ons houden daarvan. De tekeningen passen goed bij het verhaal, al zijn ze soms
wat ruw. Ze staan af en toe jammer genoeg een bladzijde te vroeg. Dan verraden
ze wat komen gaat. De schrijver moet wel avontuurlijk zijn en veel fantasie
bezitten. De verhalen zitten soms erg ingewikkeld (veel namen), maar wel goed
in elkaar (op een paar foutjes na). Ook al weet je dat het goed afloopt, het is
toch altijd weer mooi.
Er zijn wel veel dingen altijd hetzelfde: domme lelijke schurken en
sportieve slimme helden. Ze hebben altijd een schoon overhemd en hoeven nooit
naar de w.c. Er spelen bijna nooit vrouwen mee. En de sheriff die toch slim
moet zijn, is bijna altijd dom. Deze dingen nemen voor de meesten van ons de
pret niet weg. Die genieten van de sfeer en de spanning van deze wild-west
verhalen. Voor 9-14 jaar. Cijfer: 7 1/2.
| |
6
Mijn Timmetje
Schrijfster:
Simone Schell
Tekeningen: Annelies Schoth
Uitgever: Deltos Elsevier, Amsterdam 1976.
Het gaat over Lidia, een meisje dat nogal bazig is, en over haar debiele
buurjongetje Timmetje die haar vriendje is. Lidia heeft een schuur gevonden
waarin ze vaak speelt met Timmetje. Met de andere buurkinderen heeft ze bijna
altijd ruzie. Een stel jongens pakken de schuur van haar af. Lidia gaat naar de
baas van de schuur en die zegt dat zij erop mag passen. Dan
hoort ze dat Timmetje naar een gesticht moet. Ze denkt, | |
| |
dan ben
ik erg allen en ze vindt het zielig voor Timmetje. De pastoor vertelt haar, dat
het best leuk is in zo'n gesticht. Opeens komen alle buurjongens en meisjes
weer met haar spelen en ze geven samen een voorstelling als afscheid van
Tim.
We vinden het boek geschikt voor kinderen van 8-11 jaar. De meesten van
ons vinden het dan ook kinderachtig. Vooral door de voorplaat en de titel. En
ook doordat het boek zo dun is en de letters zo groot zijn en er zoveel wit is
in het boek. De illustraties zijn wat krasserig en vaag en komen niet overeen
met wat we ons erbij voorstellen. De schrijfster is waarschijnlijk een vrije,
moderne, jonge vrouw, die goed op de hoogte is met wat bazige kinderen en
debiele jongetjes denken en doen. We vinden het wel toevallig dat alle grote
mensen Lidia aardig vinden, terwijl alle kinderen een hekel aan haar hebben (en
wij ook). Het verhaal is goed te begrijpen, maar de meesten van ons vinden het
een beetje te sloom en te kinderachtig. Cijfer: 7.
| |
7
Ze snappen er niets van
Schrijfster:
Rita Törnqvist
Tekeningen: Mance Post
Uitgeverij: Ploegsma, Amsterdam 1976.
Het gaat over twee fantasierijke kinderen Heleen en Bram, die elkaar
koningin Pluria en koning Waldemar noemen en samen in een soort sprookjeswereld
leven waar de grote mensen niets van snappen. Eerst hebben ze een hut op
zolder. Maar als moeder dat ontdekt, moeten ze daar weg. Ze gaan naar een
stukje verboden land waar een hut is en ze noemen dat ‘Libelia’. Cornelius, een
wat aparte man die viool speelt, komt op een dag bij hen en wordt hun vriend.
Maar daarvoor wordt hij in de gevangenis gezet, want men denkt dat hij een
kinderlokker is. De grote mensen doen veel moeite om de kinderen en Cornelius
elkaar te doen vergeten, maar vergeefs. Aan het eind van het boek zijn ze weer
bij elkaar.
Over dit boek zijn de meningen in de jury nogal verdeeld: een
meerderheid keurt het boek af als kinderachtig, stom en saai, geschreven voor
kinderen van 8-10 jaar. Een minderheid vindt het juist wel mooi en herkent voor
een deel zichzelf erin. Zij vindt het goed geschikt voor eigen leeftijdsgroep:
9-12 jaar.
De letters zijn iets te groot en er is te veel wit. De illustraties zijn
sfeervol en passend bij de tekst, maar ze kloppen niet altijd. Sommigen vinden
de kleuren van de voorkaft te flets. Blote kinderen tekenen vinden een paar
juryleden niet nodig. De meesten veronderstellen dat de schrijfster zelf geen
kinderen heeft, anders zou ze de bezorgdheid van die moeder beter begrijpen en
dan zou ze ook die vieze woorden schrappen, want als een moeder zoiets
schrijft, heeft ze geen vat meer op haar kinderen. Ze moet wel veel fantasie
hebben, van muziek houden en vinden dat grote mensen vaak moeilijk doen. De
beoordeling loopt in de jury uiteen van een 4 tot een 8 met een gemiddelde van
6 1/2.
| |
8
Die rotschool met die fijne klas
Schrijver:
Jacques Vriens
Tekeningen: Mance Post
Uitgeverij: Van Holkema & Warendorf, Bussum 1976.
Meester Brinkman van de vijfde klas heeft vaak ruzie met de
hoofdmeester. Brinkman gaat namelijk erg vrij om met de kinderen en het hoofd
is veel strenger. Jan Brinkman heeft een ouwe eend en gaat daarmee meedoen met
een ouwe autorace. Hij gaat eerst oefenen en twee kinderen uit de klas mogen
mee. Onderweg gebeurt er een ongeluk en een jongen uit de klas belandt met een
zware hersenschudding in het ziekenhuis. Brinkman besluit niet mee te doen met
de race. Hij moet van het hoofd van school af. Maar de kinderen van zijn klas
zorgen ervoor dat zijn eend een prijs krijgt voor de mooist versierde auto. Als
het hoofd ziet hoe de kinderen zich voor hun meester inzetten, mag Brinkman
toch op school blijven.
We vinden het een leuk boek dat plezierig leest. De titel spreekt ons
aan en de plaatjes zijn leuk. Alleen tekent Mance Post ook knàppe kinderen met
knobbelneuzen en is het lengteverschil tussen kind en volwassene te groot. Wij
willen zelf wel zo'n meester als Jan Brinkman. De schrijver zal zelf wel zo'n
soort onderwijzer zijn, een echte kindervriend die tegen streng onderwijs is.
De hoofdonderwijzer uit het verhaal is trouwens ook wel aardig. Hij is streng
maar wel eerlijk. Het boek is geschikt voor 10-12 jaar. Het geeft herkenning of
laat je zien hoe het kan. Van ons krijgt het een 8.
De eerste drie plaatsen worden dus bezet door:
1 | Thea Beckman
Geef me de ruimte |
2 | B. Dubbelboer
Joël en de veenheks |
3 | J. Vriens
Die rotschool met die fijne klas |
| |
| |
Deze drie boeken hebben verschillende elementen gemeen:
1 | Een zekere zwart-wit tekening. De zwartwit tekening
loopt in deze boeken niet meer parallel met de scheiding ‘eigen kamp’ -
‘vijand’. Het goed en kwaad loopt dwars door de verschillende groepen heen.
Deze nuancering is al een groot pluspunt ten opzichte van bijv. Arendsoog. Ook
wordt hier en daar het ‘onsympatieke’ enigszins begrijpelijk gemaakt, bijv. de
hoofdonderwijzer in 3. Maar toch kun je blijven spreken van een zwart-wit
tekening, omdat er duidelijk helden - verpersoonlijking van het goed - en
antihelden - verpersoonlijking van het kwaad - zijn. Dit maakt het wereldbeeld
in de boeken duidelijk. |
2 | In de boeken is grote aktiviteit op het nivo van de
konkrete verhaalmotieven. Er gebeurt veel waar de hoofdpersoon bij betrokken
wordt. Zijn innerlijke leven staat op het tweede plan. De aktie van zijn
omgeving sleept hem mee en zet hem aan tot daden. Door de konkrete motieven
heen lopen duidelijke spanningslijnen. Meerdere keren wordt vooruit verwezen en
daarmee verwachting en spanning opgeroepen. |
3 | De gedachten en gevoelens van de hoofdpersoon zijn
voornamelijk gericht op de handeling. Eigen innerlijke problemen zijn
secundair. Door hun weinig gekompliceerde karakterstruktuur bieden de
hoofdpersonen een ruime identifikatiemogelijkheid voor een grote groep
kinderen. |
4 | Alle drie boeken dragen het predikaat ‘echt
gebeurd’. Thea Beckmans verhaal speelt in de middeleeuwen, Dubbelboer vertelt
over de tweede wereldoorlog en Jaques Vriens over onze eigen tijd. |
5 | Het taalgebruik is traditioneel, zo niet clichématig
of triviaal te noemen: veel gebruik van adjektieven om de tekst kracht bij te
zetten, veel afgesleten beeldspraak en veel gebruik van nevenschikkende
voegwoorden. Dit maakt het lezen weinig vermoeiend. De lezers kunnen zich
koncentreren op de handeling. Ze ervaren een dergelijke verteltrant als
meeslepend en plezierig. Een zekere zwart-wit tekening, veel aktie en spanning,
ruime identifikatiemogelijkheid, het predikaat ‘echt gebeurd’, en een
meeslepende verteltrant zijn dus elementen die door veel kinderen positief
gewaardeerd worden. |
De onderliggende maatschappijvisie kan hen gestolen worden. Als deze
tenminste maar niet te ver van hun bed ligt.
Marleen Wijma-van der Laan
|
|