Den echo des weerelds. Deel 2
(1727)–Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtvrij
[pagina 233]
| |
No. 30 | |
Maandag, den 12. May 1727.
Causidicis Erebo, fisco fas vivere rapto est
Militibus, Medicis, Tortori occidere ludo est,
Mentiri Astrologis, Pictoribus atque Poëtis.
Anon. cujusd.
WAarlyk ik ben 't zedert de vyftig jaar van gevoelen verandert, dewyl ik vast stelde dat de Weerelt zo maklyk te paayen was met een Sprookje, als een Wicht gesust wort met een Appeltje, daar ik nu ysklaarlyk zie dat zy enkelyk is te voldoen met een handvol Nieuws als de Juffers. Een al te lekkere Tong is eer een Vloek als een Zegen, want waar van daan zal den nieuwe Toevoer van Vindingen komen? en hoe minder Vermaak, hoe minder Gelukzaligheyt. Op die voet redeneerde den Echo des Weerelds, gezeten op een | |
[pagina 234]
| |
bank in het midden van zyn lange Laan, toen hy zig verbeelde een behoorlyk verdeelde stem te hooren, die hem toeriep; Na de Keuken, Echo, na de Keuken! Fluks stoof hy op, vloog na de Keuken, en zag dat de Keukenmeyd werkelyk onlêdig was om vier onderscheyde Gerechten te frikasseeren uyt eene Paling. Een gedeelte kookte zy om te eeten met een zuure saus, het tweede deel wel gepepert en gezouten onderging het lot van den geroosterden Sint Laurens, het derde wiert gestooft met gedroogde Salie, en het overige zette zy weg om koud gebruykt te worden met Azyn en met pieterseli. Ik heb het gevonden, ik heb het gevonden! (gilde den Echo uyt op den toon van een Archimedes) de Spys is en blyft de Spys, maar zy verandert van smaak en van gedaante, na dat zy wel of quaalyk wort behandelt, door een fransche of door een Maltheser Kok; een beeldspraakelyk têken dat het een Schryver vrystaat den Paling des Geests over eene en dezelve zaak te verdeelen in vier, ses, ja in vyf en twintig in smaak en in schikking onderscheyde Gerechten. Dit uitgeschreeuwt hebbende meende hy na boven te klimmen op zyn Studeerkamer, toen hy den Advokaat Joost Duymyzer beneffens den Geneesheer Joris Amandelmelk zag komen aanstappen om hem te verwelkomen. Den Echo was in een onbegrypelyke verlêgendheyt, hoe hy zig behoorde te gedraagen, in de Inhaaling van die Beurs en Licghaams dwingelanden; doch een slegt Meester der Ceremonien zynde, reykte hy de vuyst aan den Geneesheer, gedachtig aan het oud Spreekwoord, Gezondheyt boven al, het geen den Advokaat zo euvel opnam dat hy zyn hand terug trok, en tegens den Doktoor uytbulderde. Weetje wel, myn Heer Amandelmelk, dat de Geneeskunde nog in de luyeren ley, toen de Rechtsgeleerdheyt reeds in het lange pak liep? gevolglyk moet ik eerst by de Nyptang des Buydels worden verwelkomt, eer dat ghy de Knipschaer des Doods moogt uytsteeken: maar het schynt dat uw Geheugen zo ver verzeylt is als uw Gewisse. | |
Joris Amandelmelk.Dat is zo ver niet verzeylt, myn Heer Duymyzer, of het heugt me nog weleer eens geleezen te hebben, Dat men den Ge- | |
[pagina 235]
| |
neesheer behoort te eeren. Ook zyn'er eertyds Koningen geweest die zig hebben verwaardigt de Geneeskunde te oefenen. Gyges den Koning van Lydien was een Geneesheer, die de schoone naakte Vorstin van Kandaules zo natuurkundiglyk wist te ontleeden, dat zy hem uyt een Geneesheer in een Koning herstalde. Mithridates den Koning der Persen was een Geneesheer, hy inventeerde den Mithridaat; een t'zamenmengsel dat beyde de Apotheekers verrykt en verheerlykt. Hermes, den Koning van Egypte, was een Geneesheer die de konst van de Lyken te balsemen het aldereerst leerde aan de Nyldrinkers. En Mesue, naderhant Koning van Damaskus, is een Geneesheer geweest, die gewoon was van te zeggen; Alhoewel dat het Leeven vry kort is, nogthans om dat uyt te rekken zal men 's ochtends ontbyten, zig luchtig kleeden, en de Vrouwen spaarzaamlyk verorberen. Door de woorden, luchtig kleeden, verstont hy geen Schulden te maaken; waarschynlyk dat'er op die tyd nog geen Muziekanten of Schilders bekent waaren binnen Damaskus. Die Vorst was ook zeer gelukkig in het repareeren der Dames, gelyk als ik uw uyt een voorbeelt zal doen blyken. Een Hofdame had haaren Arm zo deerlyk verdraait in het reyken na een groote japansche Konfituurkom, dat zy die niet kon gebruyken tot een onuytspreekelyke smart van haar Galant, die meer dan eens in Diones hemel was verhuyst omcirkelt in die Liefdehoepels. De Doktooren zalfden en stoofden dien Arm, doch het quaad nam meer toe als af, des verzogt men Mesue om zyn konst eens te beproeven aan dat Lid, die beduyt zynde hoe dat zulks was gebeurt, fluk die schoone Hofpop beloofde te herstellen. Hy ordonneerde dan dat men die Dame zou laaten inkomen, die zo dra niet in de Zaal trat of dien koninglyke Geneesheer liep haar te gemoet, en hy boog zig neerwaards in een zeker postuur, als of hy haar gefalbalaade rokken wilde opheffen tot aan haar diamante Ceintuur. De Dame verbaast door die dartele Daad, verschoot van koleur, en brogt dien verdraaiden Arm tot aan den zoom van haaren goudlakensche rok, op dat dien onbesuysden Doktoor het Minnevoorentje niet zou scheppen, in het byzyn van zo veele Hovelingen. Zy is herstelt, sprak Mesue, en het was zo, want | |
[pagina 236]
| |
de Hofdame speelde met beyde haar ronde vleugels gelyk als met een paar molenwieken, en allongeerde zo meesterlyk, als of zy jaar en dag Provost de salle was geweest by een parisiaans Schermmeester. Dat voorbeelt heb ik zo veels te liever bygebrogt, om de jonge Geneesheeren een denkbeelt te geeven, hoe maklyk dat de Juffers gerepareert konnen worden door het opheyssen van haare point de Marsseille zeylen. De Geneeskunde volgt eensklaps op de Natuur, want den Geneesheer is haar eerste Minister; en zy bewaart van de drie hoofdgaaven des Geests, des Licghaams, en der tydelyke Goederen, de twee voornaamste, geneezende de Hartstogten des Geests en de Toevallen des Licghaams, die den voorrang hebben boven de vergankelyke schatten, dewelke de Rechten en Rechtsgeleerden enkelyk poogen te handhaaven. | |
Joost Duymyzer.De Wet is zeer noodig en profytelyk, en zonder dezelve zou het Gebouw des Menschdoms in duygen vallen, gelyk als een adelyke Burgt by gebrek van Reparatie. De Overheyt is de spreekende Wet, en de Wet is de stilzwygende Overheyt. Daarom doopt Plato de borgerlyke Wet, een koninglyke Tucht, als behoorende aan Vorsten en aan Koningen. Den Advokaat wint zyn geld op een eerlyker wyze als den Doktoor, die als een gewinzuchtig kaerel op en neer draaft om zyn aas op te zoeken. Daarom worden de Geneesheeren Ga naar voetnoot* Marskraamers gedoopt, in de Digesten; daar de Rechtsgeleerden, gedost in het bont gelyk als Kneesen of als Bojaaren, in hun Studeerkamers zitten te pronken, tot dat de Klanten hun komen opzoeken. Het is wel waar dat de Voorspoed den Mensch verhovaardigt, dat den Messenmaaker, staande in zyn deur te pronken, een verachtelyk oog werpt op den langs de straat kruyende Schaerslyper; dat de heeren Boekverkoopers een lebbigen bek trekken op het zien van een voorby rollent wagentje met blaauwe boekjes, voortgesleurt door een rouwe Waterhond, en bestiert door een glad Aardmannetje; en dat een koetsjes Geneesheer | |
[pagina 237]
| |
met een germaansche versmaadheyt de Reguliers en Botermarkts Quakzalvers belonkt, om dat hy holt, en dat zy stilstaan; maar dat geeft nog neemt. De Jesuieten in de spaansche of in de keyzerlyke Nederlanden, neemen doorgaans hun toevlugt tot de Mirakelen, als een proef op de som van de waare Kerk. In het Moorenland, alwaar de Abissyren hun overkraaien in de Mirakelen, ontkennen zy zeedigjes dat Argument, en zy betwisten dat punt aldaar, gelyk als wy alhier dat bewys ontkennen. Als een Geneesheer een Leek onder de voet heeft, vermoort hy dien Patient met pools latyn, en met onvergeeflyke redenvoeringen. Ontmoet hy een Broeder van de naald, of een Man die 'er iets van weet, fluks stopt hy den Duyker der kwaade taal, en hy verdwynt in iets anders om zyn Onkunde niet bloot te geeven. | |
Joris Amandelmelk.Ha ha hi! ik moet lacghen om uw bestudeerde Beuzeltaal, linksche Meester der beyde rechten. Waar of wanneer zwygt den Geneesheer als hem iets wort gevraagt? ik weet wel dat den Advokaat meestentyds zyn Onkunde verbloemt met te zeggen; Kom morgen of overmorgen eens weerom, ik zal 'er ondertusschen eenige rechtsgeleerde Texten over nazien: maar den Geneesheer spreekt en ordonneert aanstonds voor de vuyst, het zy op het relaes, op het tasten van de pols, of het gezigt van het urinaal, op het geloofs onderzoek van het steekbekken, op het uythaalen van de tong, en op honderde diergelyke voorspellingen. | |
Joost Duymyzer.Dat is waar, Kraambewaarder van Jonker kleynzeerig, den Doktor wil liever mistasten, dan zyn Domheyt belyden, en hy zal 'er veel eer den Lyder aan waagen, dan dat hy zyn Ordonnantie zal opschorten. Komt 'er een kink in de kabel, gelyk als doorgaans gebeurt, dan wort den Patient beschuldigt van zig te binnen of te buyten hebben gegaan; dan heeft hy zig de koorts op den hals gehaalt door negen korreltjes zout in zyn zacht gekookt Hoenderey te doen, in stee van zeven; dan spruyt zyn benaauwdheyt uyt een half Theekopje met spaansche Wyn, | |
[pagina 238]
| |
ingeslurpt op een halven Emmer garstewater, waar mee den Geneesheer hem had opgevult tot den omtrek van don Afgod Kanopus; en dan worden quansuys de Sappen en de bloeddeeltjes gescholden voor verderflyke vochten, dewyl die zo maklyk niet willen vloeien in het licghaam des Lyders, gelyk als de Zonpistoolen en als de Dukaten vloeien in de Goudbeurs des Geneesheers; want de Geneeskunde is altoos zo verzot op het Geld gelyk als een Beerebyts dog heet is op een vuurwerk. | |
Joris Amandelmelk.Zo heet was den Rechtsgeleerde Jason na het Goud, dat hy zyn woorden opwoog tegens vierdubbelde spaansche Pistoolen; ook had hy altoos een stuk Gouds tusschen de tanden gevat, waar op hy zat te kaauwen, gelyk als een Wicht zit te babbelen op het koraal van zyn goude Ratel. | |
Joost Duymyzer.Dat geschiede niet uyt Goudzucht, maar op dat'er de Quik zig tegens aan zou zetten, die een dom Geneesheer hem had ingegeeven, zonder dat hy deszelfs quaadaardigheyt behoorlyk en volgens de konst had gezuyvert. | |
Joris Amandelmelk.Ey, zo zyn de Beschutters van Themis wildbaan dan by wylen mee wel eens belust op een verbooden bout? | |
Joost Duymyzer.Al ommers zo wel als de Geneesheeren afgeregt zyn op den reuk van een stervent Aas; want het kan uw niet onbekent zyn, hoe ver zig uw Onkunde ook uytstrekt, dat men de Geneeskunde beschuldigt, Ga naar voetnoot* van zelfs Schattingen op te winden uyt de Dooden. | |
Joris Amandelmelk.Dat wy om wel doen betaalen is een bewys van onze kennis, het past een Man madeliefjes te plukken terwyl hy in de Wey zit, want de Gezonden vraagen zo min na den Geneesheer, als den Havik wort geacht by de Duyven: wy zyn Spooken op den helde- | |
[pagina 239]
| |
re dag, en Engelen in den naare nacht; dat is, den Geneesheer wort met opene armen ingehaalt in het gevaar van een zwaare Ziekte, en men bonst hem met beezemstokken ten huys uyt na de Verrovering van een volmaakte Gezontheyt; want de gantsche Weerelt zingt op eene toon; Ga naar voetnoot* Het gevaar is voorby, weg weg met de Santen. | |
Joost Duymyzer.Dat is een bewys van de Gierigheyt der Geneeskunde, die zo veel plukt als het doenlyk is in tyden van noot; want den Koetsier moet haver voor zyn onderhoud, en het Paerd een livery hebben voor de parade. Luyster, Konfiturier van het steekbekken, ik zal uw door de mond eens Konings overtuygen. Een zeker Koning had eenmaal het ongeluk van in een bataille te struykelen met zyn paerd, en door die val het sleutelbeen te breeken, een beenbreuk meer pynlyk als gevaarlyk. Zyn Lyfarts, die met een voor Geneesheer speelde, bediende zig geneeskonstiglyk van dat accident, en dewyl hy zyn G** dienstop de Tong, zyn Deugd in zyn lange Baerd, en zyn Conscientie herom voerde in zyn yzere Geldkist; ja dewyl hy zo gierig was, dat men kon voelen en tasten, dat hy een weezentlyker achting had opgevat voor een zwangere Goudbeurs, als voor alle de Kortbondige Spreuken van Hippokrates, vroeg, of liever bêdelde hy van den ochtend tot den avond, en hy formeerde meerder nieuwe Eysschen, als een gerafineerde Brusselsche Operaskat Oostersche geschenken vergt van een verlieft Ostendisch Bewindhebber. Eyndelyk en ten laatsten kreeg dien Vorst verdriet in die altoos beyerende Bêdelklok, des schoot hy hem toe in een grimmigeluym; Kaerel, roof zo veel goud als 't uw lust uyt de Schatkist, want thans hebje de Sleutel. | |
Joris Amandelmelk.Die Lyfarts was geen Geneesheer, en het verschil tusschen een Geneesheer en een Wondarts is alommers zo groot, als 'er verschil is tusschen een Joden-Slager en een Raadsheer van Thorn. Ook worden de Wetten der Wetgeevers zo min geacht by de Boosdoeners, als de nieuwstydingen der Groenwyven getelt worden by | |
[pagina 240]
| |
de Coffihuys-polietieken: maar onze Ordonnantien worden na de letter waargenomen by de kranken. Weetjewel, Windverkooper, dat den Wetgeever Saleucus een verbod voorschreef aan de Locrensers, dat die Patient die een glaasje zuyvere Wyn dronk tegens de toestemming des Geneesheers, zou gestraaft worden dat'er de dood op volgde, niet tegenstaande hy 'er de koorts mee van 't lyf had gedronken. Aan den andere kant bezitten wy meer Wetenschappen en Taalen, als een Advokaat beursmergelende Konsten bezit, en dat is al iets te zeggen. Wy zyn Wysgeeren, Starrekundigen, Wiskonstenaaren; en wy verstaan ons daarenboven op de kruyden en planten als Toveressen, op de edele Gesteentens als Diamantklievers, op de Dieren als Vetweyders, op de Visschen als groenlandsche Kommandeurs, op de Speceryen als Joden, op de Toevallen als Hoertjes, op de Gronden als Boeren, op de Olien als Scorpioenkraamers, op de Aarde als Goudsche Pypenbakkers, op het streelen als Katten, op het krabben als Katers, op het flikflooyen als Hovelingen, op het belooven als quaade Betaalers, op hartvochtig te zyn als Stiefmoeders, op het vergeeten van weldaaden als Kinders, op het steekbekken als Nachtwerkers, op de urine als Lakmoesmaakers, op het polstasten als Duymdraayers, op het tongschraapen als Verklikkers, op het.... | |
Joost Duymyzer.Met een woord, op alles gelyk als Doktooren. Aldaar stremde die 't Zamenspraak door de tusschenkomst van een dichte Meyvlaag, waar uyt ik als een Echo concludeerde; Dat 'er niet veel Vochts wort vereyscht om den Orkaan van een winderig Diskoers neer te leggen; en dat die Personaagien gelukkig zyn in hun Krakkeelen, die zig uyten in de Tegenwoordigheyt van den Echo des Weerelds, die een Man is, die niet weet te praaten nog te schryven. Eynde. By H. Bosch wordt ingeteekent in de Historie van den algemeenen en byzonderen Koophandel van Groot-Brittannien, door alle Gewesten van de Waerelt &c. Door Charles King. Uit het Engels vertaalt. In twee deelen. |