kwamen nu een heer en een dame voor het hok staan.
De heer naderde bijziende, zette een lorgnet op om de giraffe te zien, draaide vervolgens het beest de rug toe en vergenoegd om zich heen kijkend constateerde hij:
‘De tuin is heel aardig aangelegd, vindt je niet?’
Hij trok de dame mee, die een eind achterover helde in haar poging de giraffe heelemaal te zien.
Toen kwam er een klein meisje aan de hand van een kindermeid. Het kind zag de giraffe niet, maar een wit steentje op het pad erlangs en dat raapte het op, roepend: ‘Kijk eens, juf, wat een leuk rond steentje!’
Natuurlijk, dacht Jacques, nog altijd op zijn bank zittend, men kan de giraffe ook heelemaal niet zien. Misschien is dat wel zoo goed. Waarom zou men eigenlijk over de giraffe prakkizeeren wanneer het zoo gemakkelijk is hem niet te zien, maar eerder een steentje, dat op onze weg ligt en dat we kunnen oprapen?