Een specialist in ‘Les plats régionaux de France’ die ons weet mede te deelen,
wat Montaigne over de zuurkool schreef - te weten dat hij ze niet kende - en dat
Marie Antoinette ze speciaal uit Oostenrijk liet komen, benevens dat de zuurkool
eerst met de Fransche revolutie burgerrecht in Parijs verwierf, verzekert ons
tevens, dat de ernstige amateurs in de Lorraine hun zuurkool den ganschen dag te
voren koken en op den dag dat ze gegeten moet worden opwarmen.
De ernstige liefhebbers voorzien de zuurkool tijdig van al wat hun hart begeert:
de meest diverse worstsoorten en hoeveel zijn er niet, meer dan ge kent, verder
ham, carbonades en alle schoone vleeschwaren; dat wil dus zeggen een uur of
anderhalf van te voren. Ik ken er die de zuurkool met champignons bewerken, ja,
die er een gesnipperd truffeltje niet ongepast in vinden. Maar het is niet
noodig millionnairs-zuurkool te verzinnen, 't zij u alleen medegedeeld om te
onderstrepen, dat de zuurkool door bekwaam beleid en fantasie ten hoogste
veredeld kan worden.
In deze, en vele andere oeroude boerenschotels, komt men er niet met maten en
gewichten, het zijn de hand van den kok, en het koord van de beurs, die
beslissen; gelijk, laten wij zeggen, bij de wel versierde grauwe erwten op zijn
scheepsch en de stokvisch met toebehooren, die tot de kostelijkste
tafelgenoegens te maken zijn.
De eerste geboden zijn deze, dat ge uw zuurkool goed zult wasschen, dat ge er een
flesch wijn aan spendeeren zult, mitsgaders voldoende vet - zooveel als de
zuurkool wenscht op te nemen en vooral ook niet meer, want vette zuurkool is een
der walgelijkste gerechten. Een magere zuurkool is echter in het geheel geen
zuurkool. Tracht te bereiken, dat het geen zure en geen vette kool wordt, maar
een aardig patrijsje waardig.
Vergeet vooral de geraspte appels en aardappels niet, en begrijp, dat de zuurkool
geboren is in een boeren-