voor karper uit den
oven. Men vult hem in dat geval veelal met een anderen visch, gemengd met kuit,
broodkruim, peterselie, champignons, ietwat knoflook.
De karper gaat in een vuurvasten schotel, met twee glazen witten wijn en verder
bouillon, hij wordt geboterd, gepeperd, gezouten. Men maakt op het fornuis aan
de kook, bestrooid met paneermeel en stooft in den oven gaar, gedurig
overgietende.
De vermaarde ‘meurette’ van den Bordelais legt den in mooten gesneden karper in
de pan op een bed van gesnipperde ui of gave uitjes, reepjes doorregen spek, een
gegarneerd bouquet. Men giet er goeden rooden wijn bij, laat het gaar worden,
flambeert met een glaasje cognac en neemt den garen visch uit de pan. De saus
wordt ingekookt, men bindt ze met boter en bloem en dient op met gebakken brood,
reepjes gebakken spek en kleine uitjes. Uit een en ander blijkt, dat de karper,
anders dan de meeste visch, vaak eenigszins als vleesch behandeld wordt. Het
vermaardste oude karper-recept - dat van den ‘Carpe à la Chambord’ - bewijst het
nog sterker, en het bewijst bovendien wat voor eters onze grootvaders waren. Men
koos een visch van 4 tot 6 pond en in de achttiende eeuw behoorde daar een
garnituur van zwezerik, hanekammen, kuit, ganzenlever, truffel en duifjes bij.
De karper werd bovendien nog gevuld, gelardeerd en gestoofd met ham, spek, wijn,
en zoo voorts.
Het gangbare huidige recept à la Chambord is een gevulde karper, waarbij de
truffel niet gespaard is, en die in rooden wijn gestoofd wordt, waarna men er
ten minste een garnituur van champignons aan toevoegt.
Gelijk bij alle zoetwatervisch zal het goed zijn den karper een uur of wat in
gezouten water weg te zetten.