Aspecten van de Vlaamse roman, 1927-1960
(1964)–J. Weisgerber– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
InleidingDe geschiedenis van de Vlaamse roman is tot nu toe nog niet aan een grondig onderzoek onderworpen. Met uitzondering van twee brochuresGa naar eind1 en een dun boekje,Ga naar eind2 die in geen enkel opzicht met de monumentale History of the English Novel van E.A. Baker of zelfs maar met de uitmuntende samenvattende studies van de Angelsaksische critici te vergelijken zijn, bezitten we geen enkel werk op dit gebied. Zonder er aanspraak op te maken in deze leemte te voorzien, heb ik getracht in dit boek materiaal bijeen te brengen dat bij een onderzoek van die aard misschien eens van nut zal zijn. Daarbij heb ik een geschikte methode willen aangeven om een dergelijke onderneming tot een goed eind te brengen.
Deze studie behandelt het tijdvak 1927-1960 en bevat als voornaamste onderdeel dertien monografieën die niet aan de schrijvers maar aan de romans zijn gewijd die mijns inziens de belangstelling het meest waard zijn. Wat mijn keuze betreft wil ik er op wijzen dat deze zowel door mijn persoonlijke smaak als door historische criteria is bepaald. En hoewel ik in ieder geval afzonderlijk mijn onderzoek stelselmatig heb uitgebreid door het bestudeerde werk nu eens binnen het geheel van het oeuvre van de schrijver te plaatsen en dan weer in het ruimere kader van de vergelijkende literatuurwetenschap, is het duidelijk dat deze werkwijze slechts een onvolledig beeld van het letterkundige verleden kan opleveren. In dit tekort heb ik niettemin berust en wel omdat naar mijn mening dit onderzoek meer met bondige nauwkeurigheid dan met volledigheid is gebaat, Trou- | |
[pagina 6]
| |
wens, het zou ook onmogelijk zijn geweest om binnen het bestek dat mij was toegestaan recht te doen wedervaren aan alle romans die in bovengenoemde periode zijn verschenen. Kortom: mijn boek toont slechts bepaalde aspecten van bepaalde schrijvers. Ter aanvulling van dit tekort heb ik weliswaar in twee inleidende hoofdstukken het ontstaan van de Vlaamse roman en zijn ontwikkeling van de romantiek tot heden in grote lijnen geschetst, maar toch heb ik ook hier doelbewust de opsomming van titels, data en namen van auteurs tot een minimum beperkt.
Om een methode te rechtvaardigen zijn alleen materiële motieven echter niet voldoende. Dat ik in dit boek niet de romanschrijver, maar de roman centraal heb gesteld laat zich in de eerste plaats verklaren uit beider aard en is tevens het gevolg van een standpunt dat ik hieronder in enkele woorden wil toelichten.
Laten wij er ons nogmaals rekenschap van geven dat in deze studie de literatuur van onze eigen tijd aan de orde is. Daar de meeste van de behandelde schrijvers nog in leven zijn, zou de biografische methode hebben geleid tot delicate problemen die ik in het belang van de discretie tot elke prijs heb willen vermijden. Alle politieke en filosofische beschouwingen in dit boek hebben dan ook slechts betrekking op de werken of, in het uiterste geval, op de literaire persoonlijkheid van de schrijvers. Overigens zijn de regels van fatsoen op dit punt in overeenstemming met de normen van de moderne kritiek. Deze laatste is er toe geneigd het kunstwerk te beschouwen als een onafhankelijk organisme dat van nature tot een andere werkelijkheid dan die van het dagelijkse leven behoort. Al te vaak zijn in het verleden schrijver en persoon, literaire schepping en zedelijk gedrag met elkaar verward, en hoewel in onze tijd zulke betrekkingen niet worden ontkend, blijkt men toch meer en meer geneigd te zijn deze elementen te scheiden. En terecht, want de kunst leidt een autonoom bestaan in een klimaat en volgens wetten die haar eigen zijn, wat natuurlijk niet wegneemt dat zij | |
[pagina 7]
| |
zich aan een wetenschappelijk onderzoek laat onderwerpen. Bovendien - en dat is nog een tendens die mij heeft geïnspireerd - is de hedendaagse kritiek niet meer uitsluitend gericht op de psychologische, sociale of filosofische boodschap van het kunstwerk, maar veeleer, en dat in overeenstemming met de geaardheid van het onderwerp, op de artistieke betekenis ervan. Een schilderij, een gedicht of een roman moet men eerst als zodanig begrijpen alvorens deze als een pamflet of een metafysische verhandeling te beschouwen. In het algemeen gesproken onderscheidt zich de kunst van dat wat geen kunst is door een formeel ideaal, wat zij door eigen middelen tracht te bereiken. Het zijn daarom deze middelen die in de eerste plaats onze aandacht opeisen, want alleen het onderzoek van het materiaal en van de structuur van het kunstwerk stelt ons in staat de gevoelens en gedachten van de kunstenaar en dat wat hij heeft willen meedelen te doorgronden.
Bijzondere aandacht heb ik gewijd aan de stilistiek en aan die wetenschap van de literaire vormen, die in het buitenland al sedert lange jaren wordt beoefend, en ik wil daarbij graag erkennen dat ik dienaangaande veel te danken heb aan die werken, die de studie van de roman hebben bevrijd van het impressionisme en van de eeuwige drieëenheid, welke bestaat uit een samenvatting van de inhoud, een analyse van de karakters en van de stilistische kwaliteiten. Een lijst van deze werken is in de bibliografie opgenomen. Overigens heb ik steeds getracht deze kritiek van vorm en structuur te verzoenen met de oude historische methode, die niet, zoals men soms wel beweert, geheel terzijde moet worden gesteld.
Ik wil de lezer er nog op wijzen dat de term ‘roman’ hier moet worden opgevat in de Engelse betekenis van ‘narrative fiction’ in proza, waarmee men zowel de novelle, de ‘short story’ als de gewone roman bedoelt. De lezer moet dit boek niet beschouwen als een soort bloemlezing. Plaatsgebrek heeft mij er toe gedwongen het aantal en de lengte van de geciteerde fragmenten te beperken. | |
[pagina 8]
| |
Wat tenslotte het woord ‘Vlaams’ betreft: hieronder versta ik het Nederlands dat in België wordt gesproken, en zo heb ik de betekenis er van uitbreidend ook de naam ‘Vlaanderen’ gebruikt voor het gehele Belgische grondgebied dat ten noorden van de taalgrens ligt. Sommigen zullen mij misschien dit onderscheid met betrekking tot Nederland en de aldus vergrote verwarring van politieke en letterkundige grenzen kwalijk nemen, maar al is de taalgemeenschap tussen Vlaanderen en Nederland een onloochenbaar feit, het verschil in temperament, cultuur en levensgewoonten is dat al evenzeer, en we mogen wel zeggen dat in dit geval de verschillen belangrijker zijn dan de overeenkomst. De taal vormt niet, zoals men sedert de romantiek doorgaans aanneemt, een toereikende maatstaf om er een cultuur of een natie mee te bepalen. Er bestaan tussen de mensen onderling veel inniger banden, die uit historische tradities en gemeenschappelijke strevingen zijn voortgekomen en zich - voor wie het wil zien - in de zeden en de stijl van het dagelijks leven openbaren. Op dit punt toont België een ware eenheid en geen, zo vaak op onwetendheid en vooroordelen gebaseerde, taalstrijd is er ooit in geslaagd deze eenheid aan te tasten. Als dit boek, dat men als een gebaar van vriendschap en solidariteit mag beschouwen, tot het wederzijds begrip en respect van mijn landgenoten kan bijdragen, acht ik mijn taak naar behoren vervuld.
Brussel, oktober 1961 |