[Zoogenaamd]
ZOOGENAAMD, bijv. n. en bijw., zonder vergrooting. Van zoo en genaamd, van namen, nu noemen. Genaamd, of genoemd, eigenlijk gezegd: op aanstaanden vrijdag, zoogenaamd goeden vrijdag. Voorgewend, dat zoo niet is: eene zoogenaamde reden. Wat is hij eigenlijk? een zoogenaamde schilder; ook: hij is, zoogenaamd, een schilder.