[Zonnepaard]
ZONNEPAARD, z.n., o., des zonnepaards, of van het zonnepaard; meerv. zonnepaarden. Van zon en paard. In de fabelleer, de paarden, welke den wagen der zon trekken:
Al spant Kopernikus, door wakkre kunst vertoogen,
En vlijtig onderzoek, de zonnepaarden uit. Poot.