[Zonnekring]
ZONNEKRING, z.n., m., des zonnekrings, of van den zonnekring; meerv. zonnekringen. Van zon en kring. In de sterrekunde, de kring, dien de zon in hare eigene beweging schijnt te doorloopen. Bij de Dichters wordt zonnekring ook voor een jaar gebezigd: na dertig zonnekringen, enz.