[Zilverling]
ZILVERLING, z.n., m., des zilverlings, of van den zilverling; meerv. zilverlingen. Van zilver, zie ling. Eigenlijk, iets van zilver, bijzonder eene munt van zilver, of zilvermunt. Zeker stuk zilvergeld bij de oude Joden, het welk men met den sikkel van gelijke waarde acht. Bij Tatian. komt in dezen zin reeds silabarling voor, schoon hij de dertig zilverlingen, of zilveren penningen, waar voor Judas zijnen meester verried, thrizzuc pfenningo, en thrizzuc scazo, noemt.