[Zieleslaap]
ZIELESLAAP, z.n., m., des zieleslaaps, of van den zieleslaap; zonder meerv. Van slaap en ziel. Die toestand der ziel, waardoor zij zich, volgens het gevoelen van sommigen, na hare scheiding van het ligchaam, tot de wedervereeniging met hetzelve, in eenen staat van donkere en onduidelijke gewaarwordingen bevindt.